Hoe vervoeg je het werkwoord 'werken' in de tegenwoordige tijd voor 'zij'?
A
werkt
B
werkte
C
werk
D
werken
Slide 29 - Quizvraag
Welke zin bevat de juiste persoonsvorm tegenwoordige tijd?
A
Wij fietst naar school
B
Jij fietst naar school
C
Ik fiets naar school
D
Hij gefietst naar school
Slide 30 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd van 'lopen'?
A
loopt
B
loopte
C
loop
D
loopten
Slide 31 - Quizvraag
Meervoud op -en -s en -'s
Woorden met aan het einde -a, -o, -u, -i of -y krijgen ’s omdat je ze met alleen -s verkeerd uitspreekt: skis klinkt als mis of vis. Daarom schrijf je ’s: ski’s.
Slide 32 - Tekstslide
Aan het werk!
NieuwNederlands
De Brug
Spelling
Opdracht 1 tot en met 9
timer
10:00
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Sterke en zwakke werkwoorden
Slide 35 - Tekstslide
Sterke / zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn sterk genoeg om van klank te veranderen.
Lopen/liepen
Zwakke werkwoorden zijn te zwak om van klank te veranderen.