3.1 Wat is een stof

Stofeigenschap/voorwerpeigenschap
Een eigenschap waardoor je een stof herkent is een stofeigenschap
Voorbeeld: kleur, smeltpunt, brandbaar, oplosbaar.

Een voorwerpeigenschap heeft niets met de stof te maken: rond, warm, scherp
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Stofeigenschap/voorwerpeigenschap
Een eigenschap waardoor je een stof herkent is een stofeigenschap
Voorbeeld: kleur, smeltpunt, brandbaar, oplosbaar.

Een voorwerpeigenschap heeft niets met de stof te maken: rond, warm, scherp

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Doelen:
Je weet wat massa, volume en dichtheid zijn en welke eenheid daarbij hoort.
Je weet wat de letters zijn.
Je weet hoe je massa en volume kunt bepalen.
Je weet hoe je dichtheid kunt uitrekenen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Grootheden en eenheden
Grootheid is iets wat je kunt meten:
lengte, temperatuur, massa, volume

Eenheid is een afspraak over de maat die je gebruikt
meter, graad Celsius, gram, kubieke centimeter

Slide 5 - Tekstslide

Afkortingen van grootheden en eenheden
We houden biij nask niet zo van overbodige dingen. 
Als het kort kan dan doen we het kort!

Daarom heeft elke eenheid en elke grootheid een letter.

Slide 6 - Tekstslide

Grootheden een eenheden in dit hoofdstuk
(LEREN!!)
massa      m    gram                                       g
volume     V    kubieke centimeter                  cm3 
dichtheid         gram per kubieke centimeter  g/cm3    

      is de Griekse letter ro (onze 'r')

Slide 7 - Tekstslide

Dichtheid
Eerlijk vergelijken hoe zwaar verschillende stoffen zijn:
Bereken (of weeg) wat 1 cm3 weegt!

Dichtheid is wat 1 cm3 van een stof weegt.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe weet je m, V en   ?
m (massa, hoe zwaar iets is): weegschaal
V (volume, hoe groot iets is): 
    1: rechthoekig blokje: l x b x h  (lengte x breedte  x hoogte)
    2: vloeistof: maatcilinder (let op: 1 mL = 1 cm3)
    3: onregelmatige vorm: onderdompelmethode
    : óf 1cm3 wegen óf berekenen....

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

De formule voor de dichtheid 
Dichtheid is wat 1 cm3 van een stof weegt.
Dus als je weet wat bijvoorbeeld 10 cm3 weegt dan moet je die massa 'terugrekenen' naar 1 cm3
Voorbeeld: 10 cm3 van een stof weegt 114 gram
Dan weegt 1 cm3 van die stof dus 114/10 = 11,4 gram .
Je doet dus massa gedeeld door volume 

Slide 12 - Tekstslide

Formule
dichtheid = massa/volume

= m/V

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Link

Slide 16 - Link

Bereken de dichtheid van een stof met een massa van 130 g en met een volume van 50 cm3.

Geg: m = 130 g

           V = 50 cm3

Gevr:

Formule:         = m/V = 130/50 = 2,6 g/cm3.

In de tabel vind je dat dit glas is.

Slide 17 - Tekstslide

Een vloeistof heeft een massa van 168 g en een volume van 200 cm3. Bereken de dichtheid van deze vloeistof.
          

Geg: m = 168 g

           V = 200 cm3

Gevr:

Formule:         = m/V = 168/200 = 0,82 g/cm3.

In de tabel vind je dat dit alcohol/spiritus is.

Slide 18 - Tekstslide

In een 400 cm3 grote ballon zit 71,2 g gas. Bereken de dichtheid van het gas

Geg: m = 71,2 g

           V = 400 cm3

Gevr:         = ?

Formule:         = m/V = 71,2/400 = 0,178 g/cm3.

In de tabel vind je dat dit helium is.

Slide 19 - Tekstslide

Bereken de massa van een ijzeren voorwerp van 25 cm3 groot.

Geg: V = 25 cm3

Het voorwerp is van ijzer dus (TABEL!)            = 7,87 g/cm3 

Gevr: m = ?

Manier 1:

1 cm3 weegt 7,87 g,  25 cm3 weegt dus 25 x 7,87 = 196,75 g

Slide 20 - Tekstslide

Bereken de massa van een ijzeren voorwerp van 25 cm3 groot.

Geg: V =25 cm3

Het voorwerp is van ijzer dus (TABEL!)            = 7,87 g/cm3 

Gevr: m = ?

Manier 2: formule             = m/V

invullen: 7,87 = m/25       ziet er hetzelfde uit als 2 = 6/3

6 = 2 x 3, om m te maken doe je 7,87 x  25 = 196,75 g


Slide 21 - Tekstslide

Bereken de massa van een ijzeren voorwerp van 25 cm3 groot.

Geg: V =25 cm3

Het voorwerp is van ijzer dus (TABEL!)            = 7,87 g/cm3 

Gevr: m = ?

Manier 3: vinger op m, dan staat er      x V.

      x V =7,87 x  25 = 196,75 g


Slide 22 - Tekstslide

Lood heeft een dichtheid van
11,35 g/cm3. Wat betekent dat?

Slide 23 - Open vraag

Bereken de dichtheid van een
stuk metaal met een
massa van 22,7 g en een volume van 2 cm3.
Welk metaal is het?

Slide 24 - Open vraag

Lood heeft een dichtheid van 11.35 g/cm3.
Hoe zwaar is een stuk lood
van 10 cm lang, 5 cm breed en 2,5 cm hoog?

Slide 25 - Open vraag

De dichtheid van lood is 11,35 g/cm3.
Bereken het volume van 1 kg lood

Slide 26 - Open vraag