§1.3 Uit de grond gestampt

Tijdvak 8: Burgers & Stoommachines
1800 - 1900 (19e eeuw)
Uit de grond gestampt
In deze les kun je 19 punten verdienen!
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Tijdvak 8: Burgers & Stoommachines
1800 - 1900 (19e eeuw)
Uit de grond gestampt
In deze les kun je 19 punten verdienen!

Slide 1 - Tekstslide

Hierna: de leerdoelen.

Slide 2 - Tekstslide

Aan het eind:
1. weet je wat de Sociale Kwestie inhoudt; 

2. kun je voor jezelf uitleggen of jij meer een liberaal of een socialist bent; 

3. begrijp je dat het verstandig is om je aan te melden bij een vakbond als je later een beroep hebt.

+ ga je mij een tip geven om deze les te verbeteren.



Slide 3 - Tekstslide

Fabrieken worden fabriekssteden
In de 19e eeuw (1800-1900) verandert in West-Europa heel veel.
In de landbouw zijn steeds minder boeren nodig door de uitvinding van nieuwe landbouwtechnieken. Maar gelukkig kunnen deze boeren steeds vaker werk vinden in de stad. 
In de stad zijn steeds meer fabrieken te vinden waar ongeschoolde arbeiders nodig zijn. Massaal verhuizen mensen van het platteland naar de stad (= urbanisatie). 
Een gevolg is dat industriesteden ontstaan met veel (kleine) arbeiderswoningen
Kortom, er vindt industrialisatie (uitbreiding van de industrie) plaats, eerst in Engeland en daarna in andere landen in West-Europa (ook Nederland).

Industriele revolutie: Een snelle omwenteling van het met de hand produceren naar machinaal produceren (mechanisatie) van goederen.

Slide 4 - Tekstslide

Een nieuwe manier van leven en werken
In een arbeiderswoning woont vaak in één kamer een heel gezin. Vaak is geen waterleiding en riolering aangebracht. Ook de slechte hygiëne in de arbeiderswoningen zorgt voor snel verspreidende ziekten, zoals cholera (cholera --> kolere --> klere --> "Krijg toch de klere!!!"

Er zijn meer dan genoeg arbeiders. Gevolg is dat fabriekseigenaren hoge eisen kunnen stellen. Ben je als arbeider niet tevreden, dan staan er 10 anderen bij de poort te wachten die jouw plek graag willen innemen.
Daardoor zijn de arbeidsomstandigheden slecht, zoals een laag loon. De man verdient te weinig, dus vrouw en kinderen helpen mee in de fabriek. 
Elke arbeider maakt een onderdeel van een eindproduct en verricht elke werkdag dezelfde handeling. Dit heet arbeidsdeling.

* Kun je nog een aantal voorbeelden opnoemen waaruit blijkt dat de arbeidsomstandigheden (bv laag loon) in de 19e eeuw slecht zijn?

De arbeidsomstandigheden krijgen maar weinig aandacht van de burgers die het goed hebben. Ook de overheid (regering) doet er niks aan!
Door alle narigheid worden veel arbeiders alcoholverslaafd en komen meisjes en jonge vrouwen soms in de prostitutie terecht.
De optelsom van al deze uitzichtloze problemen heet de sociale kwestie.


- arbeidsomstandigheden;
- prostitutie
- Sociale kwestie

Slide 5 - Tekstslide

De sociale kwestie
Zo'n 5% van de bevolking in Nederland verdiend veel geld, zoals fabriekseigenaren, bankiers en kooplieden. Deze rijke burgers heten de Bourgeoisie.
Deze rijke burgers willen dat de overheid (regering) zich niet bemoeit met de arbeiders. Daarom worden zij ook wel liberalen genoemd, aanhangers van de stroming liberalisme. (Liberaal betekent in het Latijns 'vrijheid').
Kortom, de liberalen willen geen wetten vastleggen, waarin bv staat hoe hoog de lonen moeten zijn. 

Later komen steeds meer mensen die opkomen voor de rechten van de arbeiders, zij heten socialisten (socialisme komt van het Latijns socius dat 'kameraad' betekent).



Slide 6 - Tekstslide

Sleep de punaise naar het logo van tijdvak  'Burgers & Stoommachines' (1800-1900):
Hierna: nog een sleepvraag.

Slide 7 - Sleepvraag

Zijn de zinnen van een liberaal of een socialist
Sleep de zinnen naar de juiste kolom:
Hierna: een poll 'ben jij een liberaal of socialist?
Liberaal
Socialist
'Ik wil dat de regering (overheid) zich zo min mogelijk bemoeit met de bedrijven in het land'. 
'Ik vind dat er een wet moet komen waarin staat dat mensen maximaal maar 8 uur per dag mogen werken'.
'Ik kom uit de Bourgeoisie'.
'Ik ben een tegenstander van kinderarbeid'.
Ik wil als werknemer meer vakantiedagen in het jaar.
Ik probeer van mijn geld nog meer geld te maken.

Slide 8 - Sleepvraag

Ben jij een Liberaal of een Socialist?
Leg je keuze uit:
Hierna: de Palingoproer
Liberaal
Socialist

Slide 9 - Poll

Hierna: filmpje (+ 6 min.) Sociale Kwestie
Zo'n 95% van de bevolking in Nederland leeft in bittere armoede met slechte werk -en leefomstandigheden.

Komt de arme bevolking dan nooit in opstand?
Ja, soms wel. 

Zo vindt in de arme wijk de Jordaan in Amsterdam in 1886 de Palingoproer plaats. 
Het oud-Amsterdamse spel palingtrekken houdt in dat een levende paling aan een touw hangt dat over de grachten is gespannen. Mensen moeten vervolgens in bootjes proberen de glibberige paling van het touw te trekken zonder in het water te vallen.
Een politieagent verbiedt het Palingspel maken en snijdt het touw door. De menigte vindt dat nu ook 'het laatste pleziertje' van hun is afgenomen. 
Het gevolg is dat twee dagen lang in de Jordaan rellen zijn, waarbij 26 mensen worden gedood. . 

Slide 10 - Tekstslide


Een directe oorzaak ('trigger', ook wel een aanleiding) heeft direct invloed op de gebeurtenissen (denk aan: 'de laatste druppel die de emmer doet overlopen').
Een indirecte oorzaak speelt al langer, vaak op de achtergrond. Soms herken je pas achteraf dat dit een oorzaak was.
Hieronder lees je twee oorzaken van de Palingoproer. Welke is een directe en welke is een indirecte oorzaak?
1. De mensen in de Amsterdamse Jordaan leven in bittere armoede met met slechte werk -en leefomstandigheden;
2. Een politieagent verbiedt het Palingspel en snijdt het touw waar de paling aan hangt.
Hierna: filmpje (+ 6 min.) Sociale Kwestie
A
1. directe oorzaak, 2. indirecte oorzaak
B
1. indirecte oorzaak, 2. directe oorzaak
C
Beiden zijn een directe oorzaak
D
Beiden zijn een indirecte oorzaak

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Wat is het doel van de oprichting van vakbonden?
A
Opkomen voor de belangen van de werkgevers
B
Opkomen voor de belangen van de werknemers
C
Opkomen voor de belangen van de Bourgeoisie
D
Opkomen voor de belangen van de rijke burgerij.

Slide 13 - Quizvraag

Twee uitspraken:

1. In de 19e eeuw is er weinig / veel werkgelegenheid.

2. Op de afbeelding hiernaast zie je een werknemer / werkgever.
A
1. weinig, 2. werknemer
B
1. weinig, 3. werkgever
C
1. veel, 2. werknemer
D
1. veel, werkgever

Slide 14 - Quizvraag


Twee uitspraken

1. De eerste vakbond in Nederland is de Algemeene Nederlandsche Typografenbond en is opgericht in 1866. 
Kortom, deze bond is opgericht in de 18e eeuw / 19e eeuw.

2. 'Momenteel is kinderarbeid wereldwijd nergens meer aanwezig'. Deze uitspraak is objectief (een feit) / subjectief (een mening).
A
1. 18e eeuw, 2. objectief
B
1. 18e eeuw, 2. subjectief
C
1. 19e eeuw, 2. objectief
D
1. 19e eeuw, 3. subjectief

Slide 15 - Quizvraag

Waarom gingen fabrieksarbeiders zich op een gegeven moment verenigen in een vakbond?
A
Om dichter bij het werk te wonen.
B
Om op te komen voor betere arbeidsomstandigheden
C
Voor betere prijzen van goederen
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 16 - Quizvraag

De vorige quizvraag was:
"Waarom gingen fabrieksarbeiders zich op een gegeven moment verenigen in een vakbond?"

Dit is een voorbeeld van een.....
A
beschrijvende vraag
B
verklarende vraag
C
vergelijkende vraag
D
waarderende vraag

Slide 17 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Welke sociale wet wordt hiernaast uitgebeeld?
A
De Leerplichtwet
B
De werkloosheidwet
C
Kinderwetje van van Houten
D
De AOW

Slide 18 - Quizvraag

In 1874 wordt het Kinderwetje van van Houten ingevoerd.

In welke beroepssector is na 1874 nog wel vele jaren kinderarbeid toegestaan?
A
De landbouwsector
B
De industriesector
C
De dienstensector
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 19 - Quizvraag

Sleep de volgende gebeurtenissen uit tijd 8 'Burgers & Stoommachines' in de juiste tijdsvolgorde (van vroeger naar later):
Hierna: filmpje (+ 9 min) Het Verhaal van Nederland- pioniers en paupers.
Tijdvak 8
Burgers & Stoommachines start.
Invoering Leerplichtwet.
Invoering Achturige werkdag.
Tijdvak 8 
Burgers & Stoommachines eindigt.

Slide 20 - Sleepvraag

Slide 21 - Video


1. Bekijk hiernaast een print screen van 1:40. 'De mensen op deze print screen komen uit de Bourgeoisie'. Deze uitspraak is juist / onjuist. 

2. Urbanisatie is een oorzaak / gevolg van de industrialisatie.
A
1. juist, 2. oorzaak
B
1. juist, 2. gevolg
C
1. onjuist, 2. oorzaak
D
1. onjuist, 2. gevolg

Slide 22 - Quizvraag


Bij het vak geschiedenis heb je 4 soorten onderzoeksvragen.
1. Beschrijvende vragen: gebruik je als meer wilt weten over een situatie of verschijnsel in het verleden.
2. Verklarende vragen: gebruik je als je wilt uitleggen waardoor dingen gebeurd zijn.
3. Vergelijkende vragen: gebruik je als je overeenkomsten en verschillen van een situatie of verschijnsel wilt weten.
4. Waarderende vragen: gebruik je om te onderzoeken wat jij ergens van vindt.

"Hoe zwaar waren in de 19e eeuw de leef -en arbeidsomstandigheden van fabrieksarbeiders in de stad ten opzichte van de boeren op het platteland? 

A
beschrijvende vraag
B
verklarende vraag
C
vergelijkende vraag
D
waarderende vraag

Slide 23 - Quizvraag

In welke beroepssector stijgt de werkgelegenheid in de 19e eeuw explosief?
A
Landbouwsector (ook wel de primaire sector)
B
Industriesector (ook wel de secundaire sector
C
Dienstensector (ook wel de tertiaire sector)
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 24 - Quizvraag


Bij het vak geschiedenis heb je twee soorten bronnen, namelijk:
1. Een directe bron (= primaire bron) is een overblijfsel uit de tijd waarin de bron zelf gemaakt of gebruikt is.
Wie de bron heeft achtergelaten is dan van dezelfde tijd als de directe bron (= primaire bron) zelf.
2. Als de maker van de bron niet in dezelfde tijd als de bron leefde of niet aanwezig was bij de gebeurtenis waarover de bron gaat, dan is de bron een indirecte bron (= secundaire bron).
Je ziet op de achtergrond een (deel van een) schoolplaat van Isings uit 1950 met als titel ''Stadsleven tegen het midden der 19e eeuw.'
Kortom, deze schoolplaat is een....
A
geschreven primaire bron
B
ongeschreven primaire bron
C
geschreven secundaire bron
D
ongeschreven secundaire bron

Slide 25 - Quizvraag



Welk woord hoor niet als kenmerk bij de Industriële Revolutie?
A
Verstedelijking
B
Uitvindingen op het gebied van communicatie en infrastructuur
C
Sociale Kwestie
D
Alle genoemde woorden zijn kenmerken van de Industriële Revolutie

Slide 26 - Quizvraag


Uitspraak 1: Na bijna 4 minuten werd gezegd: "Krottenwijken zijn broedplaatsen voor vreselijke ziektes als cholera en de tyfus".
Deze zin is gebaseerd op op de wetenschap / een mythe (verzinsel)

Uitspraak 2: De uitvinding van de stoommachine is de oorzaak / heeft als gevolg dat nu 24 per dag, 7 dagen per week arbeiders kunnen werken.
A
1. de wetenschap, 2. is de oorzaak
B
1. de wetenschap, 2. heeft als gevolg
C
1. een mythe, 2. is de oorzaak
D
1. een mythe, 2. heeft als gevolg

Slide 27 - Quizvraag

Sleep de omschrijvingen naar de juiste afbeelding:
Hierna: laatste sleepvraag.
 Arbeiders met rauwe stemmen en kuchen de hele tijd.
Kortademige arbeiders met een droge hoest door stoflongen.
Arbeiders krijgen massaal verlammingen door vergiftigingen (vooral zwangere vrouwen en hun baby's) .

Slide 28 - Sleepvraag

In de afbeelding worden verschillende groepen in de samenleving uit de 19e eeuw afgebeeld met een bepaald oordeel / mening. 
Sleep de groepen naar de juiste plek in de afbeelding:
Hierna: een poll
De Staatshoofden
De Bourgeoisie
De Arbeiders
De Priesters
Het Leger

Slide 29 - Sleepvraag

Welk cijfer (tussen de 1 en 10) geef jij deze les?
Hierna: evaluatie leerdoelen.
110

Slide 30 - Poll


Evaluatie --> Aan het eind:
1. weet je wat de Sociale Kwestie inhoudt;
2. kun je voor jezelf uitleggen of jij meer een liberaal of een socialist bent;
3. begrijp je dat het verstandig is om je aan te melden bij een vakbond als je later een beroep hebt.
+ ga je mij een tip geven om deze les te verbeteren.
Zet de cijfers 1 t/m 3 onder mekaar en geef uitgebreid antwoord op de leerdoelen:

Slide 31 - Open vraag