Voor- en achtervoegsels in woorden (woordenschat H4)

Voor- en achtervoegsels in woorden
Deze les heb ik laten maken door AI
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voor- en achtervoegsels in woorden
Deze les heb ik laten maken door AI

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van deze les weet je wat voor- en achtervoegsels zijn, kan je enkele veel voorkomende voor- en achtervoegsels noemen en begrijp je dat de betekenis van een woord kan veranderen.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer het leerdoel van de les aan de leerlingen.
Herhalen
Woordbetekenissen zoeken
Figuurlijk taalgebruik
Vaste vergelijkingen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet jij al over voor- en achtervoegsels in woorden?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn voor- en achtervoegsels?
Voor- en achtervoegsels zijn kleine groepen letters die aan het begin of einde van een woord worden toegevoegd.

Slide 5 - Tekstslide

Leg uit wat voor- en achtervoegsels zijn en geef enkele voorbeelden. Vraag de leerlingen om voorbeelden te geven.
Veel voorkomende voorvoegsels
Enkele veel voorkomende voorvoegsels zijn: on-, ver-, be-, ge-, her-, ont-, mis-, over-, onder-, bij-.

Slide 6 - Tekstslide

Laat de leerlingen enkele woorden met deze voorvoegsels bedenken en bespreek hun betekenis.
Veel voorkomende achtervoegsels
Enkele veel voorkomende achtervoegsels zijn: -heid, -ig, -ing, -lijk, -baar, -loos, -vol, -achtig, -tig.

Slide 7 - Tekstslide

Laat de leerlingen enkele woorden met deze achtervoegsels bedenken en bespreek hun betekenis.
Betekenisverandering
Het toevoegen van een voor- of achtervoegsel kan de betekenis van een woord veranderen. Bijvoorbeeld: ver-koop en in-koop.

Slide 8 - Tekstslide

Geef enkele voorbeelden van woorden waarbij de betekenis verandert door het toevoegen van voor- of achtervoegsels.
Oefening 1
Voeg een voorvoegsel toe aan het woord 'schoen' om het tegenovergestelde te krijgen.

Slide 9 - Tekstslide

Geef de leerlingen enkele oefeningen om te oefenen met het toevoegen van voor- en achtervoegsels.
Oefening 2
Voeg een achtervoegsel toe aan het woord 'kleur' om het bijvoeglijk naamwoord te maken.

Slide 10 - Tekstslide

Geef de leerlingen enkele oefeningen om te oefenen met het toevoegen van voor- en achtervoegsels.
Interactieve oefening
Laat de leerlingen in groepen woorden bedenken en deze woorden uitbreiden met voor- of achtervoegsels. Bespreek de betekenis van de nieuwe woorden.

Slide 11 - Tekstslide

Laat de leerlingen in kleine groepen werken en bespreek nadien de resultaten in de klas.
Voorbeelden uit boeken
Lees enkele zinnen uit boeken voor waarin voor- of achtervoegsels worden gebruikt. Bespreek de betekenis van de woorden.

Slide 12 - Tekstslide

Zoek enkele passages in boeken waarin voor- of achtervoegsels worden gebruikt en bespreek deze met de leerlingen.
Herhaling
Herhaal de belangrijkste punten van deze les en beantwoord eventuele vragen van de leerlingen.

Slide 13 - Tekstslide

Herhaal de belangrijkste punten van de les en zorg dat de leerlingen de lesstof begrijpen.
Aan de slag 
Maak de opdrachten van woordenschat H4

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde les
Bedank de leerlingen voor hun inzet en sluit de les af.

BEDANKT!!1!!11!!!

Slide 15 - Tekstslide

Sluit de les op een positieve manier af en motiveer de leerlingen om de volgende les weer aanwezig te zijn.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 16 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 17 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 18 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.