leçon 07_TV1E

Bonjour
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bonjour

Slide 1 - Tekstslide

Le programme:

        Aujourd'hui (=vandaag) :
  • Épeler en français 
  • Apprendre le masculin et le féminin 
leçon 7

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Huh?
Als je iemand nu echt niet verstaat? of "Hoe schrijf je dat?"
-> Spellen! "Épelez, s'il vous plaît"

Slide 4 - Tekstslide

mannelijk of vrouwelijk

Slide 5 - Tekstslide

In het Frans zijn er mannelijke (masculin) of vrouwelijke (féminin) woorden.

Soms is het logisch...

Slide 6 - Tekstslide

Répondez aux questions:
  1. Is "garçon" mannelijk of vrouwelijk? 
  2. Is "fille" mannelijk of vrouwelijk? 
  3. Is "femme" mannelijk of vrouwelijk? 
  4. Is "homme" mannelijk of vrouwelijk?

Slide 7 - Tekstslide

Mannelijke en vrouwelijke woorden
• Veel woorden die met -e eindigen zijn vrouwelijk:
la musique, la fille, la baguette, la table...

• Maar deze regel werkt niet altijd:
le père, le livre, le portable, le collège...


!

Slide 8 - Tekstslide

1. De volgende soorten woorden zijn altijd mannelijk:
  1. namen van talen, zoals ‘français’ en ‘néerlandais’
  2. namen van seizoenen, zoals ‘été’ (= zomer) of ‘printemps’ (= lente)
  3. namen van maanden, zoals ‘juillet’ (= juli) of ‘décembre’ (= december)
  4. namen van de dagen in de week, zoals ‘lundi’ (= maandag) of ‘mercredi’ (=woensdag)

Slide 9 - Tekstslide

2. Woorden met een mannelijke uitgang: 

  • -ment: un médicament (een drug)
  • -phone: un téléphone
  • -eau : un bureau
  • -teur: un ordinateur
  • -age: un fromage (een kaas)




Slide 10 - Tekstslide

3. Woorden met een vrouwelijke uitgang: 

  • -tion/-sion: une télévision
  • -té: la beauté (=de schoonheid)
  • -ure: une peinture (=een schilderij)
  • -ette: une bicyclette (=een fiets)




Slide 11 - Tekstslide

  • Je hoeft niet alles te onthouden. 
  • Wat je nu moet weten, is of de woorden in StudyGo mannelijk of vrouwelijk zijn.
  • Afhankelijk van het lidwoord kun je bepalen of een woord mannelijk of vrouwelijk is.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Répondez aux questions:


  1. Wanneer gebruiken we "un"?
  2. Wanneer gebruiken we "une"?


Slide 14 - Tekstslide

L'article indéfini 
(het onbepaald lidwoord)


Un/une = een
  • un > masculin (mannelijk)
  • une > féminin (vrouwelijk)


une fille
un garçon

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Répondez aux questions:


  1. Wanneer gebruiken we "le"?
  2. Wanneer gebruiken we "la"?
  3. Wanneer gebruiken we "l'" ?

Slide 17 - Tekstslide

L'article défini (het bepaald lidwoord)


Le/la/l' = de/het
  • le > masculin
  • la > féminin
  • l' > klinker/stomme h

la fille

le garçon

l'ami
(de vriend)

Slide 18 - Tekstslide

Page 10
un
een jongen
le garçon

Slide 19 - Tekstslide

Exercices A + B page 10
  1. un garçon = een jongen = le garçon
  2. une fille = een meisje = la fille
  3. un livre = een boek = le livre
  4. une classe = een klas = la classe 
  5. un copain = een vriend = le copain
  6. un professeur = een leraar / une professeur = een lerares = le/la prof.
  7. un ordinateur = een computer = l'ordinateur
  8. un homme  = een man = l'homme
  9.  une femme = een vrouw = la femme
  10. une copine = een vriendin = la copine
  11. une table = een tafel = la table 
  12. une chaise = een stoel = la chaise

Slide 20 - Tekstslide

Les devoirs:
Apprendre (=leren): StudyGo: voca 1-3 N-F + supplément, page 10 (mannelijk en vrouwelijk)
Faire(=maken): 
- Supplément, exercices A + B page 10


Slide 21 - Tekstslide