1.3 Lezen klas 2

1.3 Lezen klas 2
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.3 Lezen klas 2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Welkom in de les
Toets bespreken / cijfers uiterlijk woensdag

Deze les:
Keuzeprogramma (lezen of weblog)
Signaalwoorden
Verder met 1.3 Lezen

Slide 3 - Tekstslide

Keuzeprogramma
Pak een boek uit de boekenkist en ga stil lezen

of

Schrijf een oefenweblog over iets wat je pas hebt beleefd.
Gebruik duidelijk inleiding, kern en slot en gebruik 1.4 schrijven voor tips
timer
12:00

Slide 4 - Tekstslide

1.3 Lezen
Maken 1 t/m 4

Klaar? 5, 6 en 7

Gebruik de theorie. Het meeste is herhaling.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Log in op LessonUp
Gebruik je voornaam als gebruikersnaam
Ik controleer of iedereen meedoet (Lessonup slaat alles op)

Slide 7 - Tekstslide

Welke manier van lezen gebruik je?

Je leest een instructie om een nieuwe app op je tablet te installeren.
A
nauwkeurig lezen
B
verkennend lezen

Slide 8 - Quizvraag

opsommend tekstverband
Bij een opsommend tekstverband worden dingen achter elkaar opgenoemd. Daar horen de volgende signaalwoorden bij: 
  • ten eerste/ten tweede
  • om te beginnen
  • bovendien
  • ook, verder, ten slotte, en
Max houdt van klimmen. Hij houdt ook van boulderen. 

Slide 9 - Tekstslide

Je moet vier tekstverbanden kennen: 
1.     Opsommend tekstverband
2.    Tijdsvolgorde 
3.    Tegenstellend tekstverband
4.    Concluderend  tekstverband

Slide 10 - Tekstslide

Tijdsvolgorde
Er zijn ook signaalwoorden die een tijdsvolgorde aangeven. Deze woorden vertellen je in welke volgorde gebeurtenissen plaatsvinden. Signaalwoorden van de tijdsvolgorde:
eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl, zodra, ten slotte

Bibi eet altijd een banaan voordat ze gaat sporten. 

Slide 11 - Tekstslide

Tegenstellend verband

Slide 12 - Tekstslide

Tegenstellend verband
Soms staat er in een tekst een tegenstelling. Signaalwoorden die hierbij horen zijn: maar, echter, evenwel, toch, daarentegen, integendeel. 


Ivana vindt volleyballen leuk, maar alleen op vakantie. 

Slide 13 - Tekstslide

concluderend verband
Soms staat er in een tekst een conclusie. Signaalwoorden die hierbij horen zijn: dus, dan ook, concluderend, hieruit volgt. 


Joris is lang, dus basketbal is een goede sport voor hem. 

Slide 14 - Tekstslide

In een tekst kunnen verschillende
 tekstverbanden 
voorkomen. 

Slide 15 - Tekstslide


Signaalwoorden..
A
Verwijzen naar iets in de tekst.
B
Geven aan dat iets van iemand is.
C
Geven een eigenschap aan.
D
Geven een verband aan in de tekst.

Slide 16 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een opsommend tekstverband?
A
Zoals
B
Ten slotte
C
Tegenover
D
Denk aan

Slide 17 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijdsvolgorde'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 18 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een tegenstellend tekstverband?
A
Zoals
B
Ten slotte
C
Hoewel
D
Denk aan

Slide 19 - Quizvraag


Zoek tekstverband:
Vroeger hield hij van pasta, tegenwoordig houdt hij meer van pizza.n.
A
Opsommend
B
Tegenstellend
C
Tijdsvolgorde
D
Concluderend

Slide 20 - Quizvraag

Een tegenstellend verband geeft een tijdsvolgorde aan
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

'Vervolgens' is een signaalwoord, horend bij een tekstverband "tijdsvolgorde".
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort dit signaalwoord?
DAARNA
A
Opsommend
B
Tegenstellend
C
Tijdsvolgorde
D
Concluderend

Slide 23 - Quizvraag

Het signaalwoord 'daarnaast' kan zowel een opsommend als tijdsvolgordetekstverband zijn
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband "opsommend"?
A
Ook
B
Alles bij elkaar
C
Al met al
D
Zoals

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het signaalwoord voor het tegenstellend tekstverband in deze zin?
"Sophie shopt het liefst elke dag, maar ze heeft er geen geld voor."
A
Sophie
B
ze
C
geen
D
maar

Slide 26 - Quizvraag

Welk tekstverband vind je in deze zin?
"Youri ging naar school, maar was eigenlijk verkouden."
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Oorzaak-gevolg
D
Conclusie

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het signaalwoord voor het tegenstellend tekstverband in deze zin?
'Een zonsverduistering is mogelijk. Het is echter heel zeldzaam.'
A
mogelijk
B
is
C
echter
D
zeldzaam

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het signaalwoord voor het opsommend tekstverband in deze zin?
'Amsterdam is ook een mooie stad!'
A
is
B
ook
C
en
D
stad

Slide 29 - Quizvraag

Welk tekstverband geeft dit signaalwoord aan?
TOCH
A
Tegenstellend
B
Opsommend

Slide 30 - Quizvraag

Welk tekstverband geeft dit signaalwoord aan?
DAARNAAST
A
Tegenstellend
B
Opsommend

Slide 31 - Quizvraag

Welke 2 signaalwoorden horen bij een opsommend tekstverband?
A
Dus, echter
B
En, daarnaast
C
Als, voordat
D
Verder, samengevat

Slide 32 - Quizvraag

Welk tekstverband geeft dit signaalwoord aan?
DAARENTEGEN
A
Tegenstellend
B
Opsommend

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide

1.3 Lezen
Maak voor woensdag vraag 4 en vraag 5

Klaar? Maak 6, 7 en 8

Slide 35 - Tekstslide

Huiswerk woensdag
1.3 Lezen
Vraag 6, 7, 8
Klaar? Maak 9, 10 en 11

Slide 36 - Tekstslide