Formatieve toets Water

Formatieve toets Water
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Formatieve toets Water

Slide 1 - Tekstslide

Van welk rivier heeft het hoogste debiet?
A
Maas
B
Rijn

Slide 2 - Quizvraag

Thermische vervuiling ontstaat door
A
vervuild water van huishoudens
B
warm afvalwater van fabrieken
C
vervuiling door oliecontainers op schepen
D
vervuiling door chemische stoffen

Slide 3 - Quizvraag

De grens tussen de stroomgebieden van twee rivieren heet:
A
Regiem
B
Delta
C
Waterscheiding
D
Stroomstelsel

Slide 4 - Quizvraag

Welk manier van drinkwaterwinning is het goedkoopst?
A
duinwaterwinning
B
grondwaterwinning
C
oppervlaktewater-winning

Slide 5 - Quizvraag

Waarom zijn grote bevolkingsconcentraties mogelijk dankzij rivieren?

A
Dan kunnen mensen er komen via de rivier
B
Dat is de enige bron van water
C
Wonen aan een rivier is nu eenmaal mooier
D
Het water is nodig in de fabrieken

Slide 6 - Quizvraag

Een aquifer is een bodemlaag met grondwater
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Water in een aquifer wordt fossiel water genoemd
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een Wadi?
A
Een bestuurder in Irak
B
Een ander woord voor water
C
Een rivier die een groot deel van het jaar droog staat
D
Een rivier die in de zomer veel meer water heeft dan in de winter

Slide 9 - Quizvraag

Welk klimaat vind je NIET in het Midden-Oosten
A
woestijn klimaat
B
steppe klimaat
C
middellandse zee klimaat
D
Tropisch regenwoud klimaat

Slide 10 - Quizvraag

Worden polders beheerd door Rijkswaterstaat of een waterschap?

A
Rijkswaterstaat
B
Waterschappen

Slide 11 - Quizvraag

Het water op aarde bestaat uit zoet en zout water. Hoeveel procent is zoet?
A
25 %
B
15 %
C
2,5 %
D
1,5 %

Slide 12 - Quizvraag

Welke twee onderdelen van de waterkringloop behoren tot de KORTE waterkringloop
A
Afstroming en condensatie
B
Afstroming en infiltratie
C
Condensatie en verdamping
D
Verdamping en infiltratie

Slide 13 - Quizvraag

De overheid stimuleert burgers tot duurzaam gebruik van water.

Welke maatregel draagt bij aan duurzaam watergebruik?
A
De tuin betegelen
B
Leidingwater gebruiken om de planten water te geven
C
Opgevangen regenwater gebruiken om planten water te geven
D
Regenwater afvoeren via de riolering

Slide 14 - Quizvraag

Tot 1990 steeg de totale productie van drinkwater in Nederland. Vanaf 1990 daalde de productie van drinkwater in Nederland weer.

Wat is de reden voor deze daling vanaf 1990?
A
De landbouw ging ontzilt zeewater gebruiken
B
De welvaart in Nederland nam af
C
Het aantal inwoners van Nederland daalde.
D
Het gebruik van drinkwater door huishoudens werd duurzamer

Slide 15 - Quizvraag

In een waterkringloop onderscheiden we:
1. condensatie
2. infiltratie
3. neerslag
4. ondergrondse afstroming
5. verdamping

Welke stappen vinden achtereenvolgens plaats in de waterkringloop als je begint bij oceanen en zeeën?
A
1 - 3 - 4 - 2 - 5
B
1 - 5 - 3 - 4 - 2
C
5 - 4 - 1 - 3 - 2
D
5 - 1 - 3 - 2 - 4

Slide 16 - Quizvraag

In Nederland maken we drinkwater uit grondwater en oppervlaktewater.

Welk voordeel heeft de productie van drinkwater uit oppervlaktewater ten opzichte van productie van drinkwater uit grondwater?
A
De productie van drinkwater uit oppervlaktewater is goedkoper dan de productie van drinkwater uit grondwater.
B
De winning van oppervlaktewater leidt minder snel tot verdroging van de bodem dan de winning van grondwater.
C
Oppervlaktewater is minder verontreinigd dan grondwater.
D
Het water afkomstig van de productie uit oppervlaktewater is een stuk lekkerder dan van grondwater.

Slide 17 - Quizvraag

Ruimte voor de rivier: Welke maatregel zie je hier?
A
Uiterwaardvergraving
B
Kribverlaging
C
Zomerbedverlaging
D
Obstakelverwijdering

Slide 18 - Quizvraag

Ruimte voor de rivier: Welke maatregel zie je hier?
A
Uiterwaardvergraving
B
Kribverlaging
C
Dijkverlegging
D
Nevengeul/ Hoogwatergeul

Slide 19 - Quizvraag

Door wie wordt het waterbeheer in Nederland uitgevoerd?
A
De gemeente
B
De Provincie
C
Rijkswaterstaat
D
Waterschappen & Rijkswaterstaat

Slide 20 - Quizvraag

Zorgen voor een juiste waterkwantiteit betekent:
A
(te) veel water
B
Schoon water
C
niet teveel en niet te weinig water
D
(te) weinig water

Slide 21 - Quizvraag

Wat gebeurt het met het water van een rioolwaterzuiveringsinstallatie?
A
Hier wordt drinkwater van gemaakt
B
Het water wordt geloosd op het oppervlaktewater
C
Het wordt gebruikt als koelwater
D
Het wordt gebruikt als proceswater

Slide 22 - Quizvraag

Behoort het gebied in de bron tot hoog- of laag-Nederland
A
Hoog Nederland
B
Laag Nederland

Slide 23 - Quizvraag

Bekijk de bron. Wat voor soort water vind je bij de cijfers 1 tm 3?
A
1= zout water 2= zoet water 3= brak water
B
1 = zoet water 2= zout water 3= brak water
C
1= brak water 2= zoet water 3= zout water
D
1= zoet water 2= brak water 3= zout water

Slide 24 - Quizvraag

Wat zien we hier?
A
Een zandeiland
B
Een polder
C
Relatieve zeespiegelstijging
D
De zandmotor

Slide 25 - Quizvraag

Welke vorm van irrigatie zie je op de foto?
A
Beregening
B
Druppelirrigatie
C
Oppervlakte-irrigatie
D
Kanaalirrigatie

Slide 26 - Quizvraag

In gebied B worden via de rivieren meer goederen getransporteerd dan in gebied A.

Wat is hiervan de belangrijkste oorzaak?
Klik op de afbeelding om te vergroten.
A
In gebied A liggen minder grote steden en daardoor wordt er minder gehandeld dan in gebied B
B
In gebied A is er in sommige delen van het jaar te weinig water in de rivieren. Dat geldt niet voor gebied B.
C
In gebied B is er minder reliëf waardoor vervoer over water gemakkelijker is dan in gebied A.
D
In gebied B stroomt het water langzamer waardoor de rivieren beter bevaarbaar zijn dan in gebied A

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het grootste nadeel van grondwater als drinkwater?

A
DURE POMPEN
B
NIET OVERAL ZIT GRONDWATER
C
KUN JE ALLEEN IN DE WINTER OPPOMPEN
D
DE KANS OP VERDROGING

Slide 28 - Quizvraag

In welke plaats is het minste water per persoon beschikbaar en wat is daarvoor de juiste verklaring?
Klik op de afbeelding om te vergroten.
A
In plaats A is het minste water per persoon beschikbaar, doordat hier veel irrigatielandbouw is.
B
In plaats A is het minste water per persoon beschikbaar, doordat hier weinig neerslag valt.
C
In plaats B is het minste water per persoon beschikbaar, doordat hier veel grote steden liggen.
D
In plaats B is het minste water per persoon beschikbaar, doordat hier veel water verdampt.

Slide 29 - Quizvraag

De Rijn begint in
A
Oostenrijk
B
Duitsland
C
Nederland
D
Zwitserland

Slide 30 - Quizvraag

Wat is waterkwantiteit?
A
Kleur van het water (zoals bij de Gele rivier)
B
De hoeveelheid water
C
Kwaliteit van het water
D
Zoutgehalte van het water

Slide 31 - Quizvraag

Op de kaart staan de Eufraat en de Tigris.

Wat is juist?
A
De X staat in de benedenloop van de Eufraat en de Tigris
B
De X staat in de bovenloop van de Eufraat en deTigris
C
De X staat in de middenloop van de Eufraat en de Tigris
D
De X staat op de waterscheiding van de Eufraat en de Tigris

Slide 32 - Quizvraag

Waarom is drinkwater uit oppervlaktewater duurder dan uit grondwater?
A
Oppervlakte water is vuiler dan grondwater
B
Oppervlaktewater is zout
C
Oppervlaktewater is schaars
D
Het is niet waar, het is net andersom.

Slide 33 - Quizvraag

Wat houdt 'Oppervlaktewater' in?
A
Water in zeeën, rivieren en meren
B
Water dat wordt opgepompt
C
Vervuild water
D
Brak water

Slide 34 - Quizvraag

Brak water is...
A
goed voor landbouw
B
schaars
C
goed voor de natuurlijke balans
D
niet te drinken

Slide 35 - Quizvraag

Hoe noemen we het proces van het 'in de grond zakken van water'?
A
Nuttige neerslag
B
Infiltratie
C
Grondwater
D
Evapotranspiratie

Slide 36 - Quizvraag

Zilt water is...
A
goed voor landbouw
B
schaars
C
goed voor de natuurlijke balans
D
zout

Slide 37 - Quizvraag

Wat betekent de "waterbalans"
A
De hoeveelheid water die is er in een gebied
B
De hoeveelheid water die verdampt
C
Het verschil tussen de neerslag en de verdamping
D
Neerslag per jaar

Slide 38 - Quizvraag

In de grafiek is de beschikbare hoeveelheid water in miljoenen m3 per jaar per land af te lezen.

Welke uitspraak is juist?

De beschikbare hoeveelheid water is in de periode 1990-2005
A
Toegenomen voor Irak en afgenomen voor Syrië
B
Toegenomen voor Syrië en afgenomen voor Irak
C
Toegenomen voor Syrië en afgenomen voor Turkije
D
Toegenomen voor Turkije en afgenomen voor Syrië

Slide 39 - Quizvraag

Waarom kan het bouwen van stuwdammen in de Nijl soms tot ruzie over het water tussen landen leiden?
A
De aanleg van stuwdammen is duur waardoor de belastingen omhoog moeten.
B
De aanleg van stuwdammen vraagt veel ruimte waardoor veel mensen moeten verhuizen. Verzet is groot.
C
Het land stroomafwaarts krijgt minder water van de rivier.
D
Het milieu in het rivierdal wordt door de aanleg van het stuwmeer ernstig aangetast.

Slide 40 - Quizvraag

Wat zie je op de foto?
A
Aquifer
B
Wadi
C
Fatamorgana
D
Oase

Slide 41 - Quizvraag

Welk land kent een grotere nuttige neerslag?
A
Nederland
B
Spanje

Slide 42 - Quizvraag

Wat is gevolg van verstedelijking/verstening voor de piekafvoer van de rivier?
A
De piekafvoer komt eerder
B
De piekafvoer is kleiner
C
De piekafvoer komt eerder en is groter
D
De piekafvoer komt later en is groter

Slide 43 - Quizvraag

Piekafvoer is een natuurlijke oorzaak voor overstromingen.
A
goed
B
fout

Slide 44 - Quizvraag

Als de piekafvoer hoog is er kans op overstromingen.
A
goed
B
fout

Slide 45 - Quizvraag

Wanneer heeft een regenrivier de piekafvoer?
A
Lente & Zomer
B
Herfst & Winter
C
Herfst & Lente
D
Zomer & Winter

Slide 46 - Quizvraag

Wat is neerslagintensiteit?
A
de schade van neerslag die valt
B
hoeveelheid neerslag die per uur of dag valt
C
de piekafvoer van de neerslag
D
ongelijke neerslag verdeling

Slide 47 - Quizvraag