woordvolgorde in samengestelde zinnen - zelfstandig

Woordvolgorde in zinnen met voegwoord (samengestelde zinnen)
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Woordvolgorde in zinnen met voegwoord (samengestelde zinnen)

Slide 1 - Tekstslide

In deze les 
  • Werk je zelfstandig;
  • Leer je samengestelde zinnen herkennen;
  • Oefen je om de woordvolgorde in langere Nederlandse zinnen correct toe te passen;
  • Leer je met welke verschillende voegwoorden je zinnen aan elkaar kunt maken ( 'samen-voegen').

Slide 2 - Tekstslide

Voegwoorden
In het Nederlands kun  je twee zinnen aan elkaar maken (voegen) tot een lange zin, met voegwoorden. Een lange zin met twee persoonsvormen heet een samengestelde zin.
Bijvoorbeeld:
                         zin 1: ik hou van voetbal.
                         zin 2: ik ben dol op paardrijden.
Aan elkaar voegen met EN tot één lange zin: 
zin 3: Ik hou van voetbal en ik ben dol op paardrijden.

Slide 3 - Tekstslide

enkelvoudige zinnen maken
Enkelvoudige zinnen zijn zinnen met 1 onderwerp en 1 persoonsvorm
In deze zinnen staat nooit een verbindingswoord, zoals een voegwoord.
 
Voorbeelden:
Max studeert doordeweeks.
Max  werkt in het weekend als ober.
Het klimaat verandert

Slide 4 - Tekstslide

samengestelde zinnen maken
Samengestelde zinnen hebben 2 (of meer) persoonsvormen en 2 (of meer) onderwerpen. Het zijn eigenlijk twee losse zinnen, aan elkaar gemaakt samengesteld met een voegwoord

Voorbeelden:
Max studeert doordeweeks en in het weekend werkt hij als ober.
Omdat het klimaat verandert, zijn de Nederlandse winters steeds zachter.

Slide 5 - Tekstslide

samengestelde zinnen maken
HOE?
Als je van 2 losse zinnen 1 zin maakt, heb je een voegwoord nodig. 
De woordvolgorde in zo'n samengestelde zin hangt af van het voegwoord. 

Slide 6 - Tekstslide

Welke is een enkelvoudige zin? (dus niet samengesteld)
A
Janneke speelt goed piano.
B
Het huiswerk heb ik niet gemaakt, het was te moeilijk.
C
Ik ben op de fiets, maar het regent.
D
Ik baal van school, want ik moet teveel doen.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een samengestelde zin?
A
Ik wil nog blijven, maar het mag niet van mijn moeder.
B
Ik wil graag naar huis lopen.
C
Wij gaan op de fiets naar school, of ik rij met mijn moeder mee.
D
De school had door corona veel lesuitval.

Slide 8 - Quizvraag

Hieronder staan 3 voegwoorden.
Wat is GEEN voegwoord.
A
maar
B
want
C
en
D
denken

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord is GEEN voegwoord
A
want
B
of
C
maar
D
schrijven

Slide 10 - Quizvraag

Welke bewering past het beste bij jou?
A
Ik schrijf alleen korte zinnen en gebruik geen voegwoorden
B
Ik kan de voegwoorden en, maar, of correct gebruiken
C
Ik kan ook moeilijkere voegwoorden gebruiken: als, hoewel, daardoor, terwijl
D
Ik probeer lange zinnen, maar vind de woordvolgorde in lange zinnen moeilijk

Slide 11 - Quizvraag

Volgorde
Bij de meeste voegwoorden verandert de woordvolgorde: het werkwoord komt achteraan in de tweede zin:

Ik hou van voetbal, terwijl ik niet van paardrijden hou.
Ik zit op school, omdat ik iets wil leren

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

De volgorde verandert NIET bij:
  1. en         Ik hou van koffie en ik hou van thee
  2. maar    Ik hou van koffie, maar ik hou niet van thee
  3. want    Ik hou van koffie, want ik word dan wakker.
  4. of          Je  houdt van koffie of je houdt van thee.
  5. dus       Ik hou alleen van koffie, dus ik hou niet van thee.

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeelden
Zin 1: Ik ga niet naar school                        Zin 2: ik ben ziek

Ik ga niet naar school want ik ben ziek.
Ik ga niet naar school en ik ben ziek.

Ik ga niet naar school omdat ik ziek ben.
Ik ga naar school, tenzij ik ziek ben


Slide 15 - Tekstslide

1

Slide 16 - Video

05:32
Maak nu eerst zelf een samengestelde zin met 'zodat':
Ik werk vandaag
Ik ben morgen vrij.
Maak ze aan elkaar met 'zodat'

Slide 17 - Open vraag

De volgorde in de tweede zin verandert niet.
In de tweede zin verandert de woordvolgorde
en
maar
omdat
zodat
Terwijl
dus
want

Slide 18 - Sleepvraag

Welke zin is NIET goed?
A
Ik hou van jou, want je bent lief.
B
Ik hou van mijn broer omdat hij is lief.
C
Ik lees de krant, terwijl ik muziek luister
D
Ik ga naar school, zodat ik veel kan leren.

Slide 19 - Quizvraag

In Nederland leren kinderen fietsen...
A
...wanneer ze zijn vijf of zes jaar.
B
...wanneer ze vijf of zes jaar zijn.

Slide 20 - Quizvraag

Zelf zinnen maken
Je ziet zo twee losse zinnen. 

Maak daarmee  zelf drie samengestelde zinnen met de drie gegeven voegwoorden. 

Let op de betekenis en de woordvolgorde!

Slide 21 - Tekstslide

Jan werkt in de pizzeria.
Jan heeft geen tijd voor huiswerk.
omdat dus want

Slide 22 - Open vraag

Voorbeelden van goede zinnen
Jan werkt in de pizzeria, dus Jan heeft geen tijd voor huiswerk.
Jan werkt in de pizzeria, dus heeft Jan geen tijd voor huiswerk.
Jan heeft geen tijd voor huiswerk, want Jan werkt in de pizzeria.
Jan heeft geen tijd voor huiswerk, omdat Jan in de pizzeria werkt.
Omdat Jan in de pizzeria werkt, heeft  Jan geen tijd voor huiswerk. .

Slide 23 - Tekstslide

Maar 3 zinnen:
Ik hou van voetballen.
Ik ben lid van de tennisclub.
en maar hoewel

Slide 24 - Open vraag

Voorbeelden van goede zinnen
Ik hou van voetballen en ik ben lid van de tennisclub.
Ik ben lid van de tennisclub en ik hou van voetballen. 
Ik hou van voetballen, maar ik ben lid van de tennisclub
Ik ben lid van de tennisclub, maar ik hou van voetballen.
Hoewel ik van voetballen hou, ben ik lid van de tennisclub.
Hoewel ik lid ben van de tennisclub, hou ik van voetballen

Slide 25 - Tekstslide

Hoe nuttig was deze les voor jou? (nuttig = zinnig, je hebt er iets aan).
1 = niet nuttig, 10 is heel nuttig
110

Slide 26 - Poll