Clase 6-3 en 4 voorwaardelijke zinnen terugpakken verhaal

Programa de hoy
  1. Conocimiento previo: futuro
  2. Hablar sobre el futuro
  3. Gramática: voorwaardelijke zinnen
  4. Vuestras historias
Objetivos de hoy:
- Ik kan werkwoorden vervoegen in de futuro
- Ik kan een voorwaardelijke zin maken
- Ik kan praten over de toekomst
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Programa de hoy
  1. Conocimiento previo: futuro
  2. Hablar sobre el futuro
  3. Gramática: voorwaardelijke zinnen
  4. Vuestras historias
Objetivos de hoy:
- Ik kan werkwoorden vervoegen in de futuro
- Ik kan een voorwaardelijke zin maken
- Ik kan praten over de toekomst

Slide 1 - Tekstslide

Hoe maak je de "futuro"?
A
stam + é, ás, á, emos, éis, án
B
heel werkwoord + é, ás, á, emos, éis, án
C
ir + a + heel werkwoord
D
tener + que + heel werkwoord

Slide 2 - Quizvraag

Welke werkwoorden zijn onregelmatig in de futuro?
A
vivir - beber
B
ser - hablar
C
comer - estudiar
D
salir - tener

Slide 3 - Quizvraag

El futuro:
Ellas __________ (venir) temprano.
A
vienen
B
venís
C
viendrán
D
vendrán

Slide 4 - Quizvraag

¿Qué verbo está en el futuro?
A
eran
B
fueron
C
han sido
D
serán

Slide 5 - Quizvraag

FUTURO REGULAR
Hablo en español.
<?> en español
A
hablaré
B
hableré
C
voy hablar
D
habloré

Slide 6 - Quizvraag

FUTURO REGULAR
Comemos patatas.
<?> patatas
A
comeramos
B
comeremos
C
comermos
D
voy a comernos

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn de uitgangen van de futuro? Geef je antwoorden achter elkaar met een spatie er tussen

Slide 8 - Open vraag

¿Cómo es el futuro de...?
  • OBSERVA Y CONTINÚA CON EL JUEGO
  • tener > tendré, tendrás...
  • poder > podré, podrás...
  • venir > vendré, vendrás...
  • decir > diré, dirás... 
  • salir > saldré, saldrás...
  • ELISA, TÚ COMERÁS PATATAS

Slide 9 - Tekstslide

¿Cómo es el futuro de...?
  • Decir el nombre de alguien en clase
  • Gira la rueda de colores
  • Dile a esa persona su futuro. 
  • Ejemplo: (comer) patatas >
  • ELISA, TÚ COMERÁS PATATAS

Slide 10 - Tekstslide

Hablar sobre el futuro
Haz ejercicio 4 en tu libro en la página 20.

Haz 5 frases y usa las siguientes ideas
edad - familia- dinero - trabajo- casa
timer
5:00

Slide 11 - Tekstslide


Voorwaardelijke zinnen
Si..    significa:    Als/ indien..
Regel:  Si + presente + futuro + .......
Om er iets te gebeuren in de toekomst moet er een voorwaarde aanwezig zijn.

Si llueve, iré a la escuela en coche.
Als het regent, zal ik met de auto naar school gaan.
Las oraciones condicionales con SI y el futuro

Slide 12 - Tekstslide

Frases condicionales

1. Si yo (estar)......... enfermo, (ir).........al médico.
2. Si él (hacer).......... más deporte, ( adelgazar)..........
3. Si vosotros (ir)......... en tren, (conocer)............muchos lugares.
4. Si usted (visitar)........ ese museo, (ver).............cuadros bonitos.
5. Si tú (ir)........ a clase, ( aprender)..........mucho más.
6. Si ellos (conseguir, e-i) ............ese trabajo, (ganar).......más dinero.
7. Si (llorar)................... el bebé, nosotros le (dar)...........el biberón.

timer
4:00

Slide 13 - Tekstslide

solución
1. estoy, iré
2. hace, adelgazará
3.  vais, conoceréis
4.  visita, verá
5.  vas , aprenderás
6. consiguen, ganarán
7. llora,  daremos

Slide 14 - Tekstslide

A trabajar
Paso 1: corrigeer je verhaaltje door zoveel mogelijk onderstreepte woorden te verbeteren. Gebruik daarvoor de volgende afkortingen:
S= spellingfout, Z = fout met zinsbouw, W= verkeerd woord (in de context), G= algemene grammaticafout, GV = fout met voorzetsel, GVT = verkeerde tijd gekozen, GVV = werkwoord verkeerd vervoegd, GWF = verkeerd werkwoord, GCG= congruentie, GL = fout met lidwoord, B = wat je wil zeggen is niet duidelijk. Herformuleren!
Paso 2: maak de oefeningen van gramática 2.2 af in de online omgeving

Slide 15 - Tekstslide