Vragers & Aanbieders (1e) H1. Kosten en opbrengsten

Week 48 (vanaf 25 november) 
Hoofdstuk 1. Kosten en opbrengsten
  • actualiteit
  • leerdoelen
  • instructie (marktaandeel, opbrengst, kosten & winst)
  • maakwerk: 1.1 t/m 1.7, 1.8 t/m 1.15, 1.16 t/m 1.20 en 1.21 t/m 1.24
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Week 48 (vanaf 25 november) 
Hoofdstuk 1. Kosten en opbrengsten
  • actualiteit
  • leerdoelen
  • instructie (marktaandeel, opbrengst, kosten & winst)
  • maakwerk: 1.1 t/m 1.7, 1.8 t/m 1.15, 1.16 t/m 1.20 en 1.21 t/m 1.24

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen H1. Kosten en opbrengsten
  • Ik kan de 18 begrippen op pagina 21 omschrijven. 

Slide 2 - Tekstslide

Marktaandelen supermarkten

Slide 3 - Tekstslide

Marktaandeel berekenen

Slide 4 - Tekstslide

Verkochte auto's 2014:
VW 42.902
Peugeot 27.345
Renault 30.559
Totaal 390.402 Wat is het marktaandeel van Peugeot?
A
5%
B
7%
C
9%
D
11%

Slide 5 - Quizvraag

Opbrengst, kosten en winst
p       = prijs (price)
q       = hoeveelheid (quantity) = afzet
TO    = Totale Opbrengst = omzet = p x q
TCK = Totale Constante Kosten (onafhankelijk van q) = CK
TVK = Totale Variabele Kosten (afhankelijk van q) = VK x q
TK    = Totale Kosten = TCK + TVK
TW   = Totale Winst = TO - TK

Slide 6 - Tekstslide

Constante kosten

Slide 7 - Woordweb

Variabele kosten

Slide 8 - Woordweb

Totale Kosten (TK)

Slide 9 - Tekstslide

Opbrengst, kosten en winst
Voorbeeld:
p =
TO =

CK =
VK =
TK =

TW =


BEP =

  • € 150 (bv € 90.000 / 600)
  • 150q 

  • € 20.000
  • € 100 (bv € 80.000 - € 20.000) / 600) 
  • 20.000 + 100q

  • TO - TK = 150q - (20.000 + 100q)
  • 50q - 20.000

  • 400 (TW = 0 bij € 20.000 / € 50)

Slide 10 - Tekstslide

Break-evenpunt

Break-evenpunt BEP (TO = TK)
Break-evenafzet BEA (q bij TO = TK)
Break-evenomzet BEO (p x q bij TO = TK)

Slide 11 - Tekstslide

Voor een pen geldt de volgende TO- en TK-functie:
TO = 2q
TK = 0,5q + 4.500

Wat is de (verkoop) prijs van deze pen?
A
€ 0,50
B
€ 2
C
€ 5
D
€ 4.500

Slide 12 - Quizvraag

Voor een pen geldt de volgende TO- en TK-functie:
TO = 2q
TK = 0,5q + 4.500

Wat zijn de variabele kosten van deze pen?
A
€ 0,50
B
€ 2
C
€ 5
D
€ 4.500

Slide 13 - Quizvraag

Voor een pen geldt de volgende TO- en TK-functie:
TO = 2q
TK = 0,5q + 4.500

Wat zijn de constante kosten van deze pen?
A
€ 0,50
B
€ 2
C
€ 5
D
€ 4.500

Slide 14 - Quizvraag

Voor een pen geldt de volgende TO- en TK-functie:
TO = 2q
TK = 0,5q + 4.500

Wat is de break-even afzet voor deze pen?
A
1.000
B
2.000
C
3.000
D
4.000

Slide 15 - Quizvraag

Voor een pen geldt de volgende TO- en TK-functie:
TO = 2q
TK = 0,5q + 4.500

Wat is de break-even omzet voor deze pen?
A
€ 1.500
B
€ 6.000
C
€ 7.500
D
€ 10.000

Slide 16 - Quizvraag

Maakwerk voor de volgende keer

  • wat: 1.1 t/m 1.7 in je schrift
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: 5 minuten
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: ga verder met 1.8 t/m 1.15 in je schrift

Slide 17 - Tekstslide

Afkortingen
p =
q =
TO = 
TCK = 
TVK = 
TK = 
TW =
BEP = 
BEA =
BEO =
  • prijs (price)
  • hoeveelheid (quantity) = afzet
  • Totale Opbrengst = omzet = p x q
  • Totale Constante Kosten (onafhankelijk van q) = CK
  • Totale Variabele Kosten (afhankelijk van q) = VK x q
  • Totale Kosten = TCK + TVK
  • Totale Winst = TO - TK
  • Break Even Punt (TO = TK)
  • Break Even Afzet (q bij TO = TK)
  • Break Even Omzet (p x q bij TO = TK)

Slide 18 - Tekstslide

TO en TK functie
Stel we hebben een bedrijf die Senseo's verkoopt met variabele kosten van € 50 per stuk, constante kosten van € 250.000 en een verkoopprijs van € 89,95.
  
1. Hoe ziet de TO functie eruit?
  • TO = p x q
  • TO = 89,95q
2. Hoe ziet de TK functie eruit?
  • TK = TVK + TCK
  • TVK = 50q
  • TCK = 250.000
  • TK = 50q + 250.000

Slide 19 - Tekstslide

TK functie
Stel we hebben een bedrijf die Senseo's verkoopt met variabele kosten van € 50 per stuk, constante kosten van € 250.000 en een verkoopprijs van € 89,95.
  
Hoe ziet de TK lijn eruit?
  • TK = 50q + 250.000 (groene lijn)
... en de TCK lijn?
  • TCK = 250.000 (blauwe lijn)
... en de TVK lijn?
  • TVK = 50q (rode lijn)

Slide 20 - Tekstslide

TO functie
Stel we hebben een bedrijf die Senseo's verkoopt met variabele kosten van € 50 per stuk, constante kosten van € 250.000 en een verkoopprijs van € 89,95.
  
1. Hoe ziet de TO functie eruit?
  • TO = 89,95q (rode lijn)
2. Hoe ziet de TK functie eruit?
  • TK = 50q + 250.000 (groene lijn)
3. Wat is het BEP?
  • snijpunt TO en TK waarbij q = ± 6300

Slide 21 - Tekstslide

Maakwerk deze week
  • wat: 1.1 t/m 1.7 in je schrift
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: 5 minuten
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: ga verder met 1.8 t/m 1.15 in je schrift

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 1.8 (pagina 7)

  • wat: maak opdracht 1.8 (pagina 7) in je schrift
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: 5 minuten
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: ga verder met 1.9 t/m 1.15 in je schrift

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 1.8 (pagina 7)

a. Lees af hoe groot de totale constante kosten zijn.
  • startgetal van de TK = € 400.000
b. Hoe groot is de break-evenafzet?
  • q bij snijpunt van de TO en TK = 400 racefietsen
c. Hoe groot is de break-evenomzet?
  • TO bij snijpunt van de TO en TK = € 1.000.000
d. Bereken de prijs van het product.
  • TO = p x q => p = TO / q = € 1.000.000 / 400 = € 2.500
e. De producent verwacht 700 fietsen te verkopen. Zal hij de racefiets op de markt brengen?
  • ja, want deze ligt boven de break-evenafzet van 400 fietsen

Slide 24 - Tekstslide

Gemiddelden
Gemiddelde = Totaal / aantal

GCK = Gemiddelde Contante Kosten = TCK / afzet (q)
GVK = Gemiddelde Variabele Kosten = TVK / afzet (q)
GTK = Gemiddelde Totale Kosten = TK / afzet (q) = GCK + GVK

GO = Gemiddelde Opbrengst = TO / afzet (q) = p

Waarom zal GCK (en GTK) dalen als de afzet q toeneemt?
  • je kunt de TCK over meer producten verdelen: per product dalen de constante kosten dan

Slide 25 - Tekstslide

GVK, GCK en GTK
GVK = TVK / q
GCK = TCK / q
GTK = TK / q     of     GVK + GCK

  • GVK is een constant bedrag: variabele kosten per product zijn telkens hetzelfde!
  • Proportioneel variabele kosten: variabele kosten per product variëren niet met de productieomvang.
  • GCK (en GTK) dalen bij een toename van de productie.

Slide 26 - Tekstslide

Break-even punt

Slide 27 - Tekstslide

Marginale analyse
MO = Marginale Opbrengst = GO = p
extra opbrengst als als er één extra product verkocht wordt

MK = Marginale Kosten
extra kosten als er één extra product gemaakt wordt

MW = Maximale Winst als MO = MK!

Slide 28 - Tekstslide

Maakwerk deze week
  • wat: 1.8 t/m 1.15 in je schrift
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: 5 minuten
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: ga verder met 1.16 t/m 1.20 in je schrift

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 1.15 (pagina 13)

  • wat: maak opdracht 1.15 (pagina 13) in je schrift
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: 5 minuten
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: ga verder met 1.16 t/m 1.20 in je schrift

Slide 30 - Tekstslide

Opgave 1.15 (pagina 13)
a. Met welk bedrag neemt de winst toe als de productie wordt uitgebreid van 30 naar 31 eenheden?
  • MO = 40 en MK = 30, dus de winst neemt met € 10 toe
b. Vanaf welke eenheid neemt de winst langzamer toe?
  • vanaf q = 60: de MK stijgt, kleiner verschil tussen MO en MK
c. Vanaf welke eenheid daalt de winst?
  • vanaf q = 80: MK > MO: de kosten stijgen meer dan de opbrengsten
d. Bij welke eenheid is de winst maximaal?
  • bij q = 80: MO = MK

Slide 31 - Tekstslide

Maximale Winst (1)

Slide 32 - Tekstslide

Maximale Winst (2)

Slide 33 - Tekstslide

Maximale Winst (3)

Slide 34 - Tekstslide

Maakwerk deze week
  • wat: 1.16 t/m 1.20 in je schrift
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: 5 minuten
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: ga verder met 1.21 t/m 1.24 in je schrift

Slide 35 - Tekstslide

Belangrijkste berekeningen
  1. Totale Opbrengst                         TO = p x q
  2. Totale Kosten                                 TK = TCK + TVK
  3. Totale Winst                                    TW = TO - TK
  4. Break-Even Afzet                          q bij TO = TK (en bij GO = GTK!)
  5. Maximale Winst                             TW voor q bij MO = MK

Slide 36 - Tekstslide

Opgave 1
Van taxibedrijf 'Safe op de weg' is voor 2022 bekend: TO = 2,25q en TK = 0,75q + 90.000
a. Hoe hoog zijn de Variabele Kosten (VK) per km?
  • € 0,75
b. Hoe hoog zijn de Totale Constante Kosten (TCK)?
  • € 90.000
c. Hoe hoog is de verkoopprijs (p) per kilometer?
  • € 2,25
d. Hoe hoog is de Break-EvenAfzet (BEA)?
  • TO = TK → 2,25q = 0,75q + 90.000 → 1,5q = 90.000 → q = 90.000 / 1,5 → q = 60.000 km
e. Hoe hoog is de Totale Winst (TW) bij 200.000 betaalde kilometers?
  • TW = TO - TK → TW = 2,25 x 200.000 - 0,75 x 200.000 + 90.000 → TW = € 210.000 

Slide 37 - Tekstslide

a. Bereken Break-evenpunt (kostendekkend)
  • bij GO = GTK → q = 56 → p = 72 (zie GO)
  • winst = q x (GO - GTK) = 56 x (72 - 72)  = 0
b. Bereken de Maximale Winst
  • bij MO = MK →  q = 30 → p = 85 (zie GO)
  • winst = q x (GO - GTK) = 30 x (85 - 55) = 900
c. Bereken de Maximale Omzet
  • bij MO = 0 → q = 100 → p = 50 (zie GO)
  • omzet (TO) = q x p= 100 x 50 = € 5.000
  • kosten (TK) = q x GTK = 100 x 102,5 = 10.250
  • winst = TO - TK = (5.000 - 10.250) = - 5.250

Slide 38 - Tekstslide

Verloop van kosten
Als MK < GVK, dan dalen de GVK
Als MK > GVK, dan stijgen de GVK
Als MK = GVK, dan blijven de GVK gelijk

Als GVK stijgen, dan spreken van progressief variabele kosten
Als GVK dalen, dan spreken van degressief variabele kosten
Als GVK gelijk blijven, dan spreken van proportioneel variabele kosten

Slide 39 - Tekstslide

Er is een Break-evenpunt (BEP) als
A
TVK = TCK
B
TO = TK
C
TO = TVK
D
TO = TCK

Slide 40 - Quizvraag

Er is een Break-evenpunt (BEP) als
A
p = GO
B
p = GTK
C
p = GVK
D
p = GCK

Slide 41 - Quizvraag

TCK = € 25.000 en GVK = € 10

Bij een productieomvang (q) van 10.000 stuks geldt:
A
GCK = € 2,50 TK = € 25.010
B
GCK = € 2,50 TK = € 125.000
C
GCK = € 25.000 TK = € 25.010
D
GCK = € 2.500 TK = € 125.000

Slide 42 - Quizvraag

Bij een productieomvang van 5.000 stuks zijn de GCK € 100.

Bij een omvang van 10.000 stuks zijn de TCK:
A
€ 50
B
€ 100
C
€ 500.000
D
€ 1.000.000

Slide 43 - Quizvraag

De verkoopprijs van een product is € 5. De GVK zijn € 3 en de TCK zijn € 5.000.

De break-even afzet is:
A
1.000 stuks
B
1.667 stuks
C
2.500 stuks
D
5.000 stuks

Slide 44 - Quizvraag

De variabele kosten zijn progressief als
A
GTK daalt
B
GVK stijgt
C
MK stijgt
D
TVK stijgt

Slide 45 - Quizvraag

Maakwerk voor de volgende keer

  • schrift (les): 1.17 - 1.21
  • digitaal (huiswerk): 1.23 - 1.24

Slide 46 - Tekstslide

Opgave kosten en opbrengsten
Een producent van houten vloeren wil zijn assortiment uitbreiden met isolaminaat. Hiervoor wordt een machine aangeschaft van € 410.000 met een levensduur van 5 jaar en een restwaarde van € 10.000. De machine kan maximaal 20.000 stuks per jaar produceren. De loonkosten voor de productie van isolaminaat zijn bij volledige benutting van de machine € 40.000 per jaar, waarvan de helft constant is. De variabele loonkosten zijn proportioneel variabel. De producent kan isolaminaat verkopen voor € 23 per stuk. De grond- en hulpstoffen bedragen € 10 per stuk.

1. Bereken de variabele kosten per stuk van isolaminaat.
  • VK = 10 + 20.000 / 20.000 = € 11
2. Bereken de totale constante kosten van isolaminaat.
  • TCK = (410.000 – 10.000) / 5 + 0,5 × 40.000 = 80.000 + 20.000 = € 100.000
3. Leid de TO-functie en de TK-functie uit de tekst af.
  • TO = 23q                            (de verkoopprijs per product is € 23)
  • TK = 11q + 100.000           (€ 11 variabele kosten per stuk; € 100.000 constante kosten)

Slide 47 - Tekstslide

Opgave kosten en opbrengsten
We hebben de volgende TO- en TK-functie afgeleid:
  TO = 23q
  TK = 11q + 100.000

4. Bij welke productiehoeveelheden is de productie van isolaminaat winstgevend? 
  • bij de breakeven-afzet geldt TO = TK
  • 23q = 11q + 100.000 → 12q = 100.000 → q = 100.000 / 12 = 8.333,3
  • de productie van isolaminaat is winstgevend bij 8.334 t/m 20.000 stuks
5. Bereken de totale winst op isolaminaat bij gebruik van de maximale capaciteit. 
  • TO =  23q = 23 x 20.000 = € 460.000 
  • TK = 11q + 100.000 = 11 x 20.000 + 100.000 = € 320.000
  • TW = TO - TK = € 460.000 - € 320.000 = € 140.000
6 Teken de TO en TK in een grafiek, en geef het BEP aan met afzet en omzet.
7. Teken de GO en GTK in een nieuwe grafiek, en geef het BEP aan met afzet.

Slide 48 - Tekstslide