chap3 herhaling

le jeudi, 29 février
Planning du jour
Lesson Up
Français en classe
Au travail
Focusleren
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

le jeudi, 29 février
Planning du jour
Lesson Up
Français en classe
Au travail
Focusleren

Slide 1 - Tekstslide

Startopdracht
Écris les verbes au passé composé. 
! Attention à l’auxiliaire: être ou avoir?
 
Ajoute, si nécessaire: e, s ou es.

1 Ils (prendre) _________   ___________ beaucoup de photos. 
2 Ma mère (visiter) _______  _______ un musée. 
3 Elle (rentrer) ______   _____seule, parce que mon père déteste les musées. 
4 Il (attendre) _____   _______ deux heures dans le petit restaurant du musée.
5 Moi, j' (choisir) ____ _____ de passer cette semaine sans parents chez mon meilleur copain, Luc. 




timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Français en classe
timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Passé composé

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een passé composé?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd (met hww)
C
toekomende tijd
D
verleden tijd (zonder hww)

Slide 6 - Quizvraag

Sleep de vervoegingen naar het juiste vakje
Passé composé
Geen passé composé
Je fais
Il parle
Il a parlé
Nous avons regardé
J'ai fait
Nous regardons

Slide 7 - Sleepvraag

Wat is het verschil tussen de passé composé met être of avoir?

Slide 8 - Open vraag

-er        j'ai parl


-ir         j'ai grand


-re        j'ai perd
Wat zijn de uitgangen in de passé composé?
i
é
u

Slide 9 - Sleepvraag

Tekst
Het werkwoord tomber vervoeg je in de passé composé met......
Het werkwoord chanter vervoeg je in de passé composé met....
Verreweg de meeste werkwoorden die in het Nederlands vervoegt met zijn, vervoeg je in het Frans met....
Het werkwoord avoir vervoeg je met....
Het werkwoord être vervoeg je met....
être
avoir
être
avoir
avoir

Slide 10 - Sleepvraag

Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord être ?
A
adorer
B
attendre
C
perdre
D
tomber

Slide 11 - Quizvraag

passé composé
il/elle/on
ils
tu
j'
sont allés
ai fait
a fait 
es allé(e)

Slide 12 - Sleepvraag

tu (choisir = kiezen, passé composé)

passé composé
A
as choisi
B
a choisi
C
est choisi
D
es choisi

Slide 13 - Quizvraag

Tu....... (être, passé composé)
A
tu as eu
B
tu as été
C
tu es allé
D
tu es été

Slide 14 - Quizvraag

vous (aller = gaan, passé composé)

passé composé
A
êtes allée
B
êtes allé
C
êtes allés
D
êtes allées

Slide 15 - Quizvraag

Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord être ?
A
gagner (winnen)
B
faire (doen, maken)
C
aller (gaan)
D
avoir (hebben)

Slide 16 - Quizvraag

Welk werkwoord krijgt in de passé composé het hulpwerkwoord être ?
A
rentrer (terugkeren)
B
être (zijn)
C
écouter (luisteren)
D
louer (huren)

Slide 17 - Quizvraag

Passé Composé: Ik ben geweest
A
J'ai eu
B
Je suis êté
C
J'ai été
D
J'ai fait

Slide 18 - Quizvraag

Zet in de passé composé: Je/j'... (trouver) un chat!

Slide 19 - Open vraag

Zet in de passé composé: Nous ... (faire) nos devoirs.

Slide 20 - Open vraag

Zet in de passé composé: il ... (être) gentil

Slide 21 - Open vraag

le passé composé:
j'ai.......
A
perdi
B
perdu
C
perdé

Slide 22 - Quizvraag

Le passé composé (habiter)
A
On a habité
B
On habitions
C
On habite
D
On habitait

Slide 23 - Quizvraag

Le passé composé
bestaat uit
A
onderwerp + hulp werkwoord + voltooid deelwoord
B
onderwerp + hulpwerkwoord + heel werkwoord
C
onderwerp +hulp ww+ bijv n.w.

Slide 24 - Quizvraag

Comment former le passé composé?
A
venir + infinitif
B
avoir/être + participe passé
C
venir + de + infinitif
D
aller + de + infinitif

Slide 25 - Quizvraag

Sleep de juiste vorm werkwoorden naar de juiste tijd.
le présent
le passé composé
l'imparfait
ik wist
ik weet
ik heb geweten

Slide 26 - Sleepvraag

Je 
suis
Tu
es
Il 
est
elle
est
nous
sommes
vous
êtes
ils 
sont
elles
sont
Le verbe venir - le passé composé
venue
venu
venu(e)
venues
venu(e)s
venus

Slide 27 - Sleepvraag

Au travail
page: cent-quarante-quatre

13a, b, c
14a, b, c
16a, b
18 

Slide 28 - Tekstslide