Lezen H1 tm 4)

lesprogramma
10 minuten lezen
korte uitleg: hoofdgedachte en tekstverbanden
het onderwerp van een tekst + manieren van lezen

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

lesprogramma
10 minuten lezen
korte uitleg: hoofdgedachte en tekstverbanden
het onderwerp van een tekst + manieren van lezen

Slide 1 - Tekstslide

We hebben het gehad over:
- het nut van lezen;
- waarom je orienterend moet lezen vóórdat je een tekst precies gaat lezen;
- hoe je het onderwerp van een tekst bepaalt.

Slide 2 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk om een tekst eerst orienterend te lezen voordat je de tekst precies gaat lezen?

Slide 3 - Open vraag

Het onderwerp van de tekst is:
A
Waar de tekst over gaat in een zin.
B
Wat er aan het begin van de tekst wordt gezegd.
C
Waar de tekst over gaat in 1 of een paar woorden
D
Waar de tekst over gaat, geschreven in 1 alinea

Slide 4 - Quizvraag

onderwerp en hoofdgedachte
Een tekst heeft natuurlijk altijd een ONDERWERP.
Daarnaast heeft elke tekst een HOOFDGEDACHTE.



De hoofdgedachte van een tekst vertelt in één zin de belangrijkste boodschap van de tekst.

Slide 5 - Tekstslide

hoofdgedachte 
Hoofdgedachte is vaak te vinden:

  • in de inleiding of het slot van de tekst

Vraag bij hoofdgedachte:
Wat is het belangrijkste wat er in de hele tekst over het onderwerp wordt gezegd?



Slide 6 - Tekstslide

hoofdgedachte
Vaak kun je de hoofdgedachte vinden in de inleiding of het slot van de tekst. Deze zin kun je vaak letterlijk overnemen. 

maar...

Dit hoeft niet altijd zo te zijn. Je moet soms ook zelf de hoofdgedachte van een tekst formuleren. Hiervoor kun je dan nog wel het beste de info uit de inleiding en het slot gebruiken.

Slide 7 - Tekstslide

hoofdgedachte
Je vindt de hoofdgedachte door een tekst precies te lezen.


Je vindt het onderwerp van een tekst door orienterend te lezen.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een hoofdgedachte?
A
Dit is een gedachte van de schrijver
B
Een korte samenvatting van de tekst in 1 zin
C
Altijd de eerste zin van de tekst
D
Altijd de titel van de tekst

Slide 9 - Quizvraag

Wat kan een hoofdgedachte zijn?
A
Boekverfilming
B
Boekverfilmingen van Harry Mulisch
C
De verfilming is meestal minder indrukwekkend dat de roman die eraan ten grondslag ligt
D
Zijn boekverfilming altijd beter dan de roman die eraan ten grondslag ligt?

Slide 10 - Quizvraag


Wat is de hoofdgedachte?
A
Man vindt vogelspin in fruit,.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 11 - Quizvraag

Niet waar
Waar
De hoofdgedachte geeft antwoord op de hoofdvraag.
Hoofdgedachte en tekstonderwerp hebben altijd met elkaar te maken.
De hoofdgedachte staat altijd in de inleiding.
In een hoofdgedachte staan soms bijzaken.

Slide 12 - Sleepvraag

tekstverbanden
Om een tekst begrijpelijk te maken, maakt een schrijver gebruik van verbanden tussen alinea's en zinnen.

Als je deze tekstverbanden kunt herkennen, kun je ook gemakkelijker de tekst begrijpen/snappen.

We starten met vier verschillende tekstverbanden.

Slide 13 - Tekstslide

Opsomming
Tegenstelling
Toelichting
Chronologie
Er worden allerlei dingen achter elkaar opgenoemd.
maar, daarentegen, vroeger <=> tegenwoordig
bijvoorbeeld, zoals, enkele voorbeelden zijn...
... en ..., daarnaast, ook, verder, bovendien
ten eerste, ten tweede, eerst, daarna, vervolgens
Het tegenovergestelde wordt genoemd.
Uitleg en/of voorbeelden
Opeenvolgend, in welke volgorde iets is gebeurd.

Slide 14 - Sleepvraag

tekstverbanden
Een tekstverband kun je herkennen aan signaalwoorden. 

opsomming: ... en ..., daarnaast, ook, verder, bovendien
tegenstelling: maar, daarentegen
toelichting: bijvoorbeeld, zoals, enkele voorbeelden zijn
chronologie: ten eerste, ten tweede, vervolgens, daarna

Slide 15 - Tekstslide


Zoek tekstverband:
Hij houdt van pannenkoeken, maar niet van pizza.n.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologie
D
toelichting

Slide 16 - Quizvraag


Zoek tekstverband:
Hij houdt van pannenkoeken, pizza's, patat en pasta.en.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologie
D
toelichting

Slide 17 - Quizvraag


Zoek tekstverband:
Hij houdt van heel veel verschillende soorten eten, zoals patat en pizza.en.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologie
D
toelichting

Slide 18 - Quizvraag


Zoek tekstverband:
Vroeger hield hij van pasta, tegenwoordig houdt hij meer van pizza.n.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
chronologie
D
toelichting

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide