Personalpronomen met voorzetsels 4e naamval

Personalpronomen met voorzetsels 4e naamval
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Personalpronomen met voorzetsels 4e naamval

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les:
  • Ken je de voorzetsels met de 4e naamval en kun je ze toepassen.
  • Ken je het persoonlijk en vragend voornaamwoord en kun je ze in de 4e naamval toepassen

Slide 2 - Tekstslide

voorzetsel +4e naamval
durch, ohne, für, gegen, um, bis  + 4e naamval
(door, zonder, voor, tegen,om, tot)

Durch............(jou) ist alles schön!  
(durch dich)                                                              
ezelsbruggetje = DOFGUB                                     

Slide 3 - Tekstslide

Vertaal: "door"

Slide 4 - Open vraag

Vertaal: "voor"

Slide 5 - Open vraag

Vertaal: "tegen"

Slide 6 - Open vraag

Vertaal: "zonder"

Slide 7 - Open vraag

Vertaal: "om"

Slide 8 - Open vraag

Vertaal: "tot"

Slide 9 - Open vraag

       Vertaal de voorzetsels
door
voor
tegen
zonder 
om
tot

durch 
  
für

gegen

ohne

um

bis

Slide 10 - Sleepvraag

Persoonlijk voornaamwoord in de 1e en 4e  naamval

1e naamval:
  • ik          jij         hij        zij        het       wij      jullie      zij         u
  • ich       du       er         sie        es       wir      ihr          sie      Sie 
4e naamval:
  • mij       jou      hem    haar    het      ons     jullie     hen        u  
  • mich   dich   ihn       sie       es        uns     euch          sie     Sie


Slide 11 - Tekstslide

Personalpronomen Akkusativ (4e naamval)
mich
es
uns
euch
sie (mv)
sie (ev)
dich
Sie
ihn
wen?
mij
haar
wij
jou
hen
het
jullie
u
hem
wie?

Slide 12 - Sleepvraag

Het persoonlijk voornaamwoord "U" in de 4e naamval is?
A
sie
B
Sie
C
euch
D
ihn

Slide 13 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'voor hem' in het Duits?
A
für ihn
B
um dich
C
ohne Sie
D
für sie

Slide 14 - Quizvraag

Schrijf de vier Duitse persoonlijke voornaamwoorden op die in de 4e naamval NIET veranderen

Slide 15 - Open vraag

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat is 'om jullie' in het Duits?
A
für dich
B
um euch
C
ohne mich
D
ohne ihn

Slide 16 - Quizvraag

1/3
... ... (zonder jullie) ist die Reise nicht halb so toll.

Slide 17 - Open vraag

2/3
Habt ihr einen Prospekt ... ... (voor ons) mitgebracht?

Slide 18 - Open vraag

3/3
Es geht immer [om haar] ... ... .

Slide 19 - Open vraag

kies het juiste persoonlijk vnw:

Warum hat ___ mich nicht eingeladen.
A
er
B
ihn

Slide 20 - Quizvraag

1. Mario kommt. Patrick spielt heute Tennis gegen .......(hem)

Slide 21 - Open vraag

2. Das Sportprogrammheft ist für .......(u)

Slide 22 - Open vraag

3 Hast ...... (jij) was gegen mich ?

Slide 23 - Open vraag

4 Ich habe .......(haar)leider nicht gesehen.

Slide 24 - Open vraag

5 Wann holt der Trainer ..... (jullie) ab?

Slide 25 - Open vraag

6 Nur durch ......(hem)haben wir verloren.

Slide 26 - Open vraag

..... (ik) kann nicht ohne .... (jij)
A
ich, mich
B
ich, dich
C
es, ihn

Slide 27 - Quizvraag

Darf ich (zij) küssen
A
er
B
sie
C
Sie
D
ihr

Slide 28 - Quizvraag

(wij) .... können ....(jullie) nicht hören.
A
wir, ihr
B
wir, sie
C
wir, euch
D
ihr, wir

Slide 29 - Quizvraag

(zij)..... brauchen (ik).....
A
Sie, sie
B
Sie, mich
C
Sie, ich
D
sie, ihr

Slide 30 - Quizvraag

.... (zij) hat .... (zij) gesehen.
A
Sie, Sie
B
sie, ihr
C
sie, sie

Slide 31 - Quizvraag

Gegen .... (zij) könnt ...... (jullie) nicht streiten.
A
Sie, ihr
B
sie, ihr
C
ihr, euch
D
ihr, ihr

Slide 32 - Quizvraag

Vragend voornaamwoord in de juiste naamval:
Für w.... hast du diese Geschenke gekauft?
A
wer
B
wen
C
wem
D
wessen

Slide 33 - Quizvraag

Welk vragend voornaamwoord hoort er te staan?
....... bist du? Ich bin Natascha.
A
Wer
B
Wie
C
Was
D
Wen

Slide 34 - Quizvraag

(ik) Warum spielt ihr ohne ............ ?

Slide 35 - Open vraag

(hij) Das hat ........ nie gesagt!

Slide 36 - Open vraag

(jij) Was haben sie gegen .......... ?

Slide 37 - Open vraag

(zij) Warum hat....... das nicht gehört ?

Slide 38 - Open vraag

(wij) Er hat für ........ nichts gekauft.

Slide 39 - Open vraag

(hij) Alles dreht sich immer um .......!

Slide 40 - Open vraag

(het) ......... ist egal was er sagt.

Slide 41 - Open vraag

(jullie) Durch ......... habe ich die Wahrheid erfahren.

Slide 42 - Open vraag

Ergänze die fehlenden Wörter.
Mach dir keine Sorgen (om mij).

Slide 43 - Open vraag

Ergänze die fehlenden Wörter.
(Tegen haar) hast du keine Chance.

Slide 44 - Open vraag

Ergänze die fehlenden Wörter.
Wir beginnen das Treffen nicht (zonder u).

Slide 45 - Open vraag

Ergänze die fehlenden Wörter.
(Door jou) habe ich erfahren, dass Marie morgen auch dabei ist.

Slide 46 - Open vraag

Slide 47 - Link

Slide 48 - Link

Slide 49 - Video