H8 Nederland handelsland

Over economische grenzen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Over economische grenzen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat ga je leren in H8.1?
  • Waarom er handel is met het buitenland
  • Wat er op de betalingsbalans van ons land staat
  • Hoe belangrijk de buitenlandse handel voor Nederland is

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exporteren (uitvoeren)
= Goederen en diensten verkopen aan buitenlandse bedrijven en personen.







De tulpenveld                   Zorgt voor meer werk-                    Duitsland koopt ze in,                Nederland 
in Nederland                     gelegenheid                                         betalen ze geld voor                  exporteert                                                                                                                                                                                naar Duitsland

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wederuitvoer
3. Daarna worden de producten door verkocht aan het buitenland. 
1. Producten worden ingekocht en komen aan in de Rotterdamse haven.
2. In dit geval zijn de ingevoerde producten kort in bezit van een Nederlands bedrijf.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitlegfilmpjes

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quiz

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederland importeert fors meer tweedehands auto's.
Nederland ontdekt massaal de tweedehands auto uit het buitenland, met name Duitsland. Vorig jaar werden 150.000 tweedehands auto's geïmporteerd, een stijging van 30 procent ten opzichte van het jaar ervoor. Dat blijkt uit cijfers van branchevereniging Bovag.
Het gaat hier over:
A
Vrijheid van diensten
B
Vrijheid van goederen
C
Vrijheid van kapitaal
D
Vrijheid van personen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn verschillende redenen waarom we goederen importeren.
Hieronder staan een aantal goederen en een aantal redenen waarom we goederen importeren.
Welke combinatie is juist?
A
Buitenlandse producten zijn van betere kwaliteit of goedkoper > goud.
B
Bepaalde grondstoffen hebben we in Nederland niet > kleding.
C
Ons klimaat is niet geschikt om bepaalde producten te verbouwen > meloenen.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De EU verstrekt geen exportsubsidies meer.
De volgende zinnen beschrijven een gevolg van deze exportsubsidies:
1. Afrikaanse boeren kunnen hun producten niet meer kwijt.
2. Een deel van de overtollige productie komt terecht in Afrika.
3. Europese boeren produceren teveel.
4. Europese landbouwproducten komen voor dumpprijzen op de Afrikaanse
markt.
A
Europese boeren krijgen exportsubsidie → 1 → 3 → 2 → 4 → Afrikaanse boeren hebben geen inkomen.
B
Europese boeren krijgen exportsubsidie → 3 → 4 → 1 → 2 → Afrikaanse boeren hebben geen inkomen.
C
Europese boeren krijgen exportsubsidie → 3 → 2 → 4 → 1 → Afrikaanse boeren hebben geen inkomen.
D
Europese boeren krijgen exportsubsidie → 4 → 1 → 3 → 2 → Afrikaanse boeren hebben geen inkomen.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Om tot de eurozone toegelaten te worden, mag de staatsschuld > 60% van het bruto binnenlands product.
Nederland heeft een bbp van € 678 miljard.

Bereken de staatsschuld (€ 480 mld) als percentage van het bbp.
A
678:480 x100 = 141%
B
480 : 678 x 100 = 71%
C
€ 678 - € 480 mld = 198 mld
D
€ 678 + € 480 mld = 1158 mld

Slide 10 - Quizvraag

480: 678 x 100 = 70,7 = 71%
Twee andere woorden voor het begrip protectiemaatregel zijn:
A
handelsbarrière en importheffing
B
importquota en handelsbelemmering
C
handelsbarrière en contingentering
D
handelsbarrière en handelsbelemmering

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland heeft in vergelijking met andere landen een open economie omdat,
A
wij alle benodigde producten zelf kunnen maken.
B
het voor Nederland lastig is te handelen met het buitenland.
C
wij veel producten niet zelf kunnen maken.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is harmonisatie?
A
wetten worden alleen afgestemd voor handel.
B
Wetten worden op elkaar afgestemd.
C
Wetten worden per land bepaald.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De volgende zinnen gaan over de EMU.
Welke is juist?
A
Alle lidstaten van de EU behoren tot de EMU.
B
Binnen de eurozone kun je met één valuta betalen.
C
De Europese Centrale Bank is de bank voor alle landen binnen de EU.
D
De Europese Centrale Bank moet zorgen voor een lage rente.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Globalisering kan zorgen voor economische groei, maar ook voor werkloosheid.
Daarover gaan de volgende zinnen.
1 Een bedrijf verhuist naar een lagelonenland om goedkoper te produceren.
2 Het wordt voor bedrijven makkelijker om in een ander land te produceren.
3 Nederlandse fabrieksarbeiders verliezen hun baan.
Wat is de juiste volgorde?
A
Globalisering → 1 → 3 → 2 → werkloosheid
B
Globalisering → 2 → 1 → 3 → werkloosheid
C
Globalisering → 3 → 2 → 1 → werkloosheid
D
Globalisering → 2 → 3 → 1 → werkloosheid

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin geeft de kenmerken van een open economie?

(2 antwoorden zijn goed)?
A
Het land heeft een lage importquote en een lage exportquote.
B
Het land heeft weinig last van economische problemen in andere landen.
C
Het land profiteert van economische groei elders in de wereld.
D
Het land voert veel goederen in en voert veel goederen uit.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De volgende zinnen gaan over globalisering. Welke is (meest) juist?
A
Door globalisering wordt de handel met het buitenland steeds lastiger.
B
Internet heeft het proces van globalisering versneld.
C
Nu we te maken hebben met globalisering wordt de hele wereld een vrijhandelszone.
D
Steeds minder producten of ingrediënten komen uit het buitenland.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hieronder staan een aantal protectiemaatregelen en de bijbehorende beschrijvingen.

Welke combinatie is juist?
A
Bepaalde goederen mogen niet ingevoerd worden > exportsubsidie.
B
Belasting op ingevoerde producten > importheffing.
C
Subsidie om goederen goedkoper in het buitenland te verkopen > quota.
D
Er mag een bepaald aantal producten ingevoerd worden > importverbod.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Duitse tolheffing is een barrière en dat is nooit goed'

Gisteravond meldden Duitse media dat de EU en Duitsland het zo goed als eens zijn over de tolheffing voor auto's. De Nederlandse minister is negatief over het Duitse plan. Ze vindt het in strijd met Europese regels voor vrij verkeer van....................... (vul juiste antwoord in) 'Dit werpt een barrière op.'
A
Diensten
B
Goederen
C
Personen
D
Kapitaal

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is géén voorbeeld van globalisering.
A
Via internet kun je over de hele wereld shoppen.
B
Ons rundvlees komt uit Argentinië.
C
Sommige mensen willen de euro afschaffen.
D
Steeds meer Nederlanders vinden een baan in China.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef de juiste beschrijving van het begrip internationale arbeidsverdeling.
A
Landen gaan zich specialiseren in het maken van een aantal producten.
B
Landen gaan proberen alle producten zelf te maken.
C
Landen concurreren met elkaar omdat het meer geld oplevert.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De WTO is een organisatie die probeert om vrijhandel in de wereld te stimuleren.

Met welke van de onderstaande maatregelen kan de WTO de vrijhandel in de wereld bevorderen?
A
contingenteringen instellen
B
importheffingen instellen
C
invoerrechten afschaffen
D
protectionisme bevorderen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zo verdient Nederland geld aan wederuitvoer.
A
Producten uit China worden verkocht in Nederland.
B
Wij verkopen zelf gemaakte producten aan het buitenland.
C
Ingevoerde telefoons uit China worden doorverkocht aan Duitsland.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling is zeker juist?
A
1% van het Nederlandse bbp wordt verdiend met wederuitvoer.
B
Nederland exporteert alleen goederen die in het buitenland zijn gemaakt.
C
NL verdient meer geld aan wederuitvoer dan aan export van Nederlandse producten.
D
Onze ligging aan de Noordzee maakt ons zeer geschikt voor wederuitvoer.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is een goede internationale concurrentiepositie belangrijk voor Nederland?
A
NL heeft een goed onderwijssysteem.
B
NL heeft een goede gezondheidszorg.
C
NL heeft een grote interne afzetmarkt.
D
NL heeft een open economie.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies