Imperativ

Kapitel 1 - Freizeit und Unterhaltung
Grammatik: Der Imperativ
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Kapitel 1 - Freizeit und Unterhaltung
Grammatik: Der Imperativ

Slide 1 - Tekstslide

Imperativ
Gebiedende wijs

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

3- vormen

gebiedende wijs- ev

gebiedende wijs- mv

gebied. wijs- beleefdheidsvorm

Slide 4 - Tekstslide

Gebieden wijs e.v

Deze wordt gevormd door de stam van de  -du- vorm te nemen en st eraf te halen

met -e bij werkw met een d-t / m-n in de stam


Beispiel: Mach(e) deine Hausaufgaben/ Antworte, bitte- Atme durch!


Sterke werkwoorden met e/i- Wechsel: ich spreche - du sprichst-> geb.wijs enk wordt-> sprich!
Let op: sterke werkwoordne met a geen ä : Fahre nach Hause.

Slide 5 - Tekstslide

Gebiedende wijs -mv

Voor deze vorm gebruik je de -IHR vorm

-Sprecht Kinder!

-atmet!  (adem!)

(ihr vorm is stam plus -t )

Slide 6 - Tekstslide

Beleefdheidsvorm

Dit is de -u vorm.

Hele werkwoord+ Sie


Dus:

Schlafen Sie,  

Atmen Sie, Herr Aan het Rot



Slide 7 - Tekstslide

samengevat

e.v= stam du vorm minus st      (Let op! +e bij stam op d/t, m/n)

m.v= ihr- vorm

Beleefdheidsvorm= hele werkwoord+ Sie

Slide 8 - Tekstslide

Mal üben!

Slide 9 - Tekstslide

Beleefdheid (kommen) ...
Komt u naar huis
A
kommt nach Hause
B
kommen Sie nach Hause
C
kommt Sie nach Hause
D
kömmen Sie nach Hause

Slide 10 - Quizvraag

lassen(=laten)
... mich in Ruhe, Peter!
A
lasst
B
lasse
C
lass
D
lassen Sie

Slide 11 - Quizvraag

warten (=wachten)
Ilse und Erika, .... auf mich!
A
warten
B
wart
C
warst
D
wartet

Slide 12 - Quizvraag

Let op!


Bij een stam op een d,t
krijg je een extra-e
antworten- antwort-> ihr antwort-et

Slide 13 - Tekstslide

haben en sein
haben en sein wijken van de regels af.
zie blz 25 van je gramm boekej

sein (du) sei still, (ihr) seid still, (Sie) seien Sie still

haben (du) habe deine Sachen...., (ihr) habt eure Sachen..., 
(Sie) haben Sie Ihre Sachen...

Slide 14 - Tekstslide

moeilijker met sterke werkwoorden

Slide 15 - Tekstslide

gebied. wijs e.v van sprechen
A
sprech
B
sprecht
C
sprich

Slide 16 - Quizvraag

Gebied wijs mv tragen
A
trägt
B
tragt
C
trage

Slide 17 - Quizvraag

gebied. wijs beleefdheid
sprechen
A
spricht
B
sprechen Sie
C
sprechen

Slide 18 - Quizvraag

gebied. wijs beleefdheidsvorm
denken

A
denken
B
denk
C
denken Sie

Slide 19 - Quizvraag

Machen
S. 24 Nr. 15

Slide 20 - Tekstslide

Hausaufgabe
S. 27 Monolog 22a (Auf Classroom abgeben)
S. 25 Wortschatz

Lernliste A1/A2 lernen

Slide 21 - Tekstslide