tekstbron 99 + 100

tekstbron 99 + 100
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

tekstbron 99 + 100

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn medicijn?
A
Een geneesmiddel met Een geneeskrachtige werking dat helpt bij pijn of ziekte
B
Een drankje dat je energie geeft
C
Een vitamine die je dagelijks moet innemen
D
Een natuurlijke stof zonder effect op je gezondheid

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een consult?
A
Een onderzoek in het ziekenhuis
B
Bij de huisarts krijg je advies of een medicatie
C
Een recept voor medicijnen
D
Een folder over je klachten

Slide 3 - Quizvraag

Waar of niet waar? Als je allergisch bent voor een medicijn, kun je het zonder risico gebruiken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Wat is medicatie?
A
Alleen medicijnen die je zonder recept kunt kopen
B
Een behandeling waarbij je geen medicijnen nodig hebt
C
Een ander woord voor medicijnen of geneesmiddelen, die je gebruikt om je gezondheid of welzijn te verbeteren
D
Een vitaminekuur die je dagelijks moet nemen

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent het woord "symptomen"?
A
Een kenmerk waaraan je een ziekte kunt herkennen, zoals pijn of huiduitslag
B
Een medicijn dat helpt bij genezing
C
Een test om ziektes op te sporen
D
Een behandeling die klachten vermindert

Slide 6 - Quizvraag

Wat doet een antibiotica?
A
Een medicijn voor pijnverlichting
B
Een middel tegen virussen zoals griep
C
Een vitamine voor een sterker immuunsysteem
D
Een geneesmiddel tegen infecties die veroorzaakt worden door bacteriën

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een bacterie?
A
Een bacterie is een soort virus dat alleen kan overleven in levende cellen
B
Een bacterie is een groot insect dat ziektes verspreidt via zijn beet.
C
Een bacterie is een eencellig en heel klein micro-organisme dat ziekten kan veroorzaken.
D
Een bacterie is een chemische stof die gebruikt wordt om voedsel langer houdbaar te maken.

Slide 8 - Quizvraag

Wat staat er op de houdbaarheidsdatum van medicijnen?
A
Wanneer je het medicijn moet innemen
B
Tot wanneer een product houdbaar is. De kwaliteit (mits ongeopend en goed bewaard) is gegarandeerd tot die datum
C
Hoe lang je het medicijn mag bewaren na openen
D
Hoeveel er nog over is in de verpakking

Slide 9 - Quizvraag

Waar of niet waar: "Een implantaat is een vervanging voor een tand of kies
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een medicijndispenser?

A
Een apparaat dat medicijnen op de juiste tijd geeft
B
Een kaart met een medicatieoverzicht
C
Een doos waarin je medicijnen bewaart
D
Een type recept

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn toedieningsvormen?
A
Het verwijst naar het merk van het medicijn
B
Het betekent de kleur en vorm van de verpakking
C
Het geeft aan hoe je medicijnen kunt gebruiken, zoals zalf, pillen, injecties of poeders
D
Het geeft aan hoeveel medicijn je per dag moet innemen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is oorpijn?
A
Pijn in het oor die soms ook van een andere plaats in het hoofd komt
B
Pijn in de oren die altijd veroorzaakt wordt door een verkoudheid
C
Pijn die alleen optreedt bij volwassenen
D
Pijn in de oren door het eten van koude of hete gerechten

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn voedingssupplementen?
A
Een vervanger voor een maaltijd
B
Een middel dat je helpt om af te vallen
C
Een tabletje of drankje met extra voedingsstoffen, zoals vitaminen en mineralen, als aanvulling op je voeding
D
Een soort medicijn dat je helpt tegen verkoudheid

Slide 15 - Quizvraag

Hoe bewaar je medicijnen het best?
A
In de koelkast, altijd onder 5 graden
B
In de badkamerkast, dichtbij de douche
C
In direct zonlicht voor een langere houdbaarheid
D
Op een droge, koele plek, buiten bereik van kinderen

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent medicijnverstrekking?
A
Het kopen van medicijnen zonder recept
B
Het geven van medicijnen door een zorgverlener aan een zorgvrager
C
Het herstellen van medicijnen die beschadigd zijn
D
Het verkopen van medicijnen door een apotheker

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een baxterol (medicijnrol)?
A
Een manier waarop een apotheek medicijnen verpakt met de datum en tijd van inname erop
B
Een rol van medicijnen die je elke dag moet innemen
C
Een apparaat waarmee je zelf medicijnen kunt maken
D
Een type medicijn voor bloeddrukproblemen

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Wat is mondverzorging?
A
Het verzorgen van het gebit, zoals tandenpoetsen en mondhygiëne
B
Het regelmatig gebruik van tandpasta zonder tandenpoetsen
C
Het dagelijks eten van gezonde voeding
D
Het controleren van je tanden op gaatjes bij de tandarts

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een kunstgebit?
A
Een volledige gebitsprothese, bestaande uit kunsttanden en kunstkiezen, verbonden door een plaatje
B
Een tijdelijke vervangende tand voor een melktand
C
Een beugel die je tanden rechtzet
D
Een tandenbleekmiddel

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een klikgebit?
A
Een vast gebit dat je nooit kunt uitnemen
B
Een gebit dat je kunt vastklikken op implantaten in je kaak en zelf kunt uitnemen
C
Een kunstgebit dat je alleen in het ziekenhuis kunt laten maken
D
Een tijdelijke oplossing voor het vervangen van je tanden

Slide 22 - Quizvraag

Hoe kunnen bacteriën in de mond schade veroorzaken? (Bacteriën)
A
Ze zorgen voor een extra witte glans op je tanden
B
Ze versterken je tandglazuur
C
Ze maken je adem frisser
D
Ze veroorzaken gaatjes en tandvleesontstekingen

Slide 23 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de wortels van een melktand als het blijvend gebit doorkomt? (Blijvend gebit)
A
De wortels worden groter en duwen de melktand eruit
B
De wortels van de melktand lossen op door de blijvende tand of kies
C
De wortels trekken zich terug in het tandvlees
D
De melktand wordt vanzelf losser zonder invloed van de blijvende tand

Slide 24 - Quizvraag