Toets schrijfvaardigheid H5 2023-2024

Toets schrijfvaardigheid

Betoog H5
2023-2024
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 40 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Toets schrijfvaardigheid

Betoog H5
2023-2024

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Het doel van de lessen

  • Je leert hoe een goede tekst is opgebouwd;
  • Je leert wat een betoog is;
  • Je leert een goed bouwplan te maken;
  • Je kunt het geleerde toepassen en zelf een betoog schrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Doel betoog is overtuigen!

Slide 4 - Tekstslide

Betoog:
Met een betoog wil de schrijver zijn lezers overtuigen van de juistheid van zijn standpunt (stelling). 
Dit doet hij door het geven van argumenten en eventueel door het ontkrachten van een tegenargument.

Slide 5 - Tekstslide

Voorbereiden toets: schrijven betoog

Slide 6 - Tekstslide

Wat ga je de komende periode doen?
  • Deze periode is voor een groot deel bestemd om je, zelfstandig, voor te bereiden op de toets schrijfvaardigheid. Deze wordt afgenomen in de toetsweek. Duur: 80 minuten (=2 lesuren).
  • Tijdens deze toets schrijf je een zakelijke tekst (betoog van minimaal 500 woorden) over een door jou gekozen onderwerp. Bij de beoordeling van je toets wordt o.a. gelet op netheid van presentatie, correcte bronvermelding, ingevuld bouwplan, spelling en stijl. Vermeld altijd het aantal woorden onderaan je tekst. Voor weging van deze toets en overige info: zie Jaarplanner



 

Slide 7 - Tekstslide

  • Om mee te mogen doen aan de toets moet je op het afgesproken moment (week 2) een goedgekeurd( e) documentatiemap en bouwplan (=schrijfplan) inleveren. Wanneer je niet aan beide eisen voldoet, moet je een herkansingsformulier inleveren en maak je tijdens het herkansingsmoment deze toets.

Slide 8 - Tekstslide

Voorbereiding
  1.  Kies een geschikt onderwerp* Jouw onderwerp moet binnen een van de volgende drie thema's passen: sociale media, klimaat of onderwijs. Denk daarbij wel aan eigen interesse, actueel, originaliteit, beschikbaarheid van relevante bronnen.
  2. Bepaal schrijfdoel (=betoog) en tekstsoort (=overtuigen).
  3. Formuleer minimaal 4 documentatievragen*. Perk je onderwerp in -> Nieuw Nederlands  Hoofdstuk 1 paragraaf 9 vanaf p. 42
  4. Zoek minimaal 5 inhoudelijk goede en betrouwbare bronnen* en kopieer deze volledig-> Nieuw Nederlands Hoofdstuk 1 paragraaf 8 vanaf p. 38
  5. Beoordeel je bronnen en zet je bronnen volgens de APA-regels* in de bronnenlijst -> Nieuw Nederlands Hoofdstuk 1 paragraaf 8 vanaf p. 38

Slide 9 - Tekstslide

Voorbereiding (vervolg)
6Markeer* de antwoorden op de documentatievragen (onderstrepen of markeren met         verschillende kleuren). Kopieer deze gemarkeerde stukjes tekst en plaats ze  onder de documentatievraag  waar ze bij horen. Vergeet niet om de bron erbij te noemen-> Nieuw Nederlands Hoofdstuk 1 paragraaf 9 vanaf p. 42
7. Denk na over een goede inleiding, een passend slot en de opbouw van het middendeel. Vul je bouwplan* in. -> Nieuw Nederlands Hoofdstuk 3 paragraaf 1 vanaf p. 108
8.In een apart mapje (=documentatiemap), voorzien van je naam, klas en docent, neem je de gemarkeerde stukje uit je bronnen en je bouwplan op. Zorg voor een goede inhoudsopgave en dat het voldoet aan de eisen van de documentatiemap. Dit mapje moet in week 2 van 2023, zowel digitaal als fysiek, ingeleverd worden en goedgekeurd zijn door je docent. Je krijgt het bij de toets terug. 
* moeten door de docent goedgekeurd worden

Slide 10 - Tekstslide

Documentatiemap 
  1. Een titelblad. Vermeld hierop behalve de naam van je onderwerp ook je naam, klas en de datum.
2. Een inhoudsopgave. Zorg voor een doorlopende nummering van de pagina’s. Zet achter ieder onderdeel het juiste paginanummer.
3. Een voorwoord met jouw motivatie:
• Waarom heb je dit onderwerp gekozen?
• Wat is de stelling en ben je voor of tegen?
4. Een alfabetisch opgestelde bronnenlijst (APA) met alle geraadpleegde literatuur. Zie  https://libguides.hanze.nl/c.php?g=616708&p=4945432  voor de regels met betrekking tot  bronvermelding. Of gebruik  https://www.bruuttaal.nl/leerling/schrijven/bronnen-vermelden

Slide 11 - Tekstslide

Documentatiemap (vervolg)
5.  Jouw documentatiemap bevat minimaal 5 betrouwbare bronnen. Je verwerkt de bronnen als volgt: je onderstreept op kopieën de passages (voorbeelden, feiten, argumenten) die van belang zijn voor de documentatievragen (argumentatie) en die je gaat gebruiken in je betoog.  Plaats deze onderstreepte stukjes tekst bij de documentatievraag waar ze antwoord op geven. Wanneer je een audiovisuele bron gebruikt, maak je van de hoofdzaken daarvan een verslag. Dat verslag neem je op in je map -> Nieuw Nederlands Hoofdstuk 1 paragraaf 9 vanaf p. 42
6. Per bron: een korte beoordeling waarin je ingaat op de betrouwbaarheid van de informatie en het nut ervan voor je onderwerp. -> Nieuw Nederlands Hoofdstuk 1 paragraaf 8 vanaf p. 38
N.B. : -De originele bronteksten zitten niet in de documentatiemap. 
            -Er zit geen volledig uitgeschreven betoog of delen van het betoogin de documentatiemap of delen 

Slide 12 - Tekstslide

Documentatiemap (vervolg)
LET OP:
  • De originele bronteksten zitten niet in de documentatiemap. 
  • Er zit geen volledig uitgeschreven betoog of delen van het betoog in de  documentatiemap.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Voorbeelden van betrouwbare bronnen:

Voorbeelden:
  • de Volkskrant
  • Trouw
  • NRC Handelsblad
  • Elsevier
  • De Groene Amsterdammer
  • Google Scholar
  • Nederlands Dagblad
  • Het Parool
  • GGD
  • Rijksoverheid
  • CPB
  • Het Nibud
  • ...

Slide 15 - Tekstslide

Bouwplan
  • De informatie voor het betoog wordt uit bronnen (=artikelen) gehaald;
  • Je geeft minimaal 3 argumenten voor en minimaal  2 argumenten tegen die ook beide worden ontkracht;
  • Vervolgens wordt er een bouwplan ingevuld;
  • In het bouwplan 'bouw' je de basis van de tekst;
  • De informatie per alinea wordt beknopt in het bouwplan opgeschreven;

Slide 16 - Tekstslide

Bouwplan (vervolg)
NOTEER (NN Noofdstuk 3 paragraaf 1 vanaf p. 108):
  • ... het onderwerp van de tekst;
  • ... het publiek;
  • ... de hoofdgedachte;
  • ... het schrijfdoel: ;
  • ... de tekstsoort: betoog
  • ... de tekststructuur;
  • ... de titel.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Inleveren week 2

  • Documentatiemap
  • Bouwplan

Slide 20 - Tekstslide

Beoordeling documentatiemap

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Beoordeling betoog (toets)

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

THEORIE

Slide 25 - Tekstslide

Onderwerp en hoofdgedachte (stelling)
  • Bepaal eerst je onderwerp en vervolgens de hoofdgedachte: het belangrijkste wat je over het onderwerp wilt vertellen in één zin.
  • Precies...je stelling dus!
  • Enkele voorbeelden:

* Nederland moet veel meer vluchtelingen opnemen.
* We moeten veel meer vluchtelingen opnemen in ons land.

Slide 26 - Tekstslide

Onderwerpen

Je kunt alvast na gaan denken over het onderwerp waarover je een betoog gaat schrijven. 

* Het onderwerp moet binnen een van de volgende drie thema's passen: sociale media, klimaat en onderwijs;

* Als je een onderwerp hebt gekozen, geef je dat door aan de docent;

* Ga bij het gekozen onderwerp minimaal 5 artikelen zoeken;

* Kijk ook eens in de krantenbank:

 https://academic.lexisnexis.nl/krantenbank/advancedsearch-form/



Slide 27 - Tekstslide

Je betoog bevat een stelling
  • Een stelling bestaat uit één zin en is kort en krachtig. ...
  • Een stelling is nooit een vraag. ...
  • Een stelling bevat geen argumenten. ...
  • De stelling moet gaan over iets waar zowel voor- als tegenstanders argumenten voor kunnen bedenken. ...
  • Een stelling bevat geen ontkenningen.

Slide 28 - Tekstslide

Indeling van je betoog
Inleiding

In de inleiding introduceer je het onderwerp en probeer je de aandacht van je publiek te trekken. Je sluit af met je standpunt en je zorgt voor een duidelijke overgang naar je argumentatie.  

Middenstuk   

In het middenstuk werk je de argumenten uit die jouw standpunt onderbouwen. Behandel ieder argument afzonderlijk en zorg voor een logische opbouw. Geef voorbeelden en gebruik feiten, zo verlevendig je jouw betoog. Bedenk wat de tegenargumenten bij jouw standpunt kunnen zijn en verwerk ze in je betoog. Vervolgens ontkracht je de tegenargumenten en daarmee versterk je je betoog.  

Slot  
In het slot benadruk je de belangrijkste argumenten, geef je een korte samenvatting en herhaal je expliciet je standpunt.   

Slide 29 - Tekstslide

Tips bij de structuur van je betoog
  • Inleiding: NN H1 paragraaf 2 vanaf p. 13
    - actuele opening
    - onderwerp
      - citeer een deskundige of een aansprekend persoon
      -stelling
     -kondig  de structuur van de voordracht aan (argumenten en tegenargumenten)
  • Middenstuk:  NN H1 paragraaf 3 vanaf p. 20
    - minimaal 3 argumenten voor
    - minimaal 2 argumenten tegen en ontkrachting
  • Slot:  NN H1 paragraaf 2 vanaf p. 13
 - geef een duidelijke samenvatting  
 -trek je conclusies
 -herhaal je stelling
 - probeer kernachtig en speels te eindigen, waarbij je zo mogelijk terugkomt op de inleiding 
 - gebruik GÉÉN clichés: 'Dit was het...'


Zorg voor samenhang in de opbouw->Gebruik signaalwoorden!

Slide 30 - Tekstslide

Middenstuk 
In het middenstuk:
  • ga je de deelonderwerpen bespreken;
  • heb je minimaal 5 alinea's: minimaal 3 argumenten voor en minimaal 2 argumenten tegen + ontkrachting;
  • heb je een argumentatiestructuur;
  • ga je de lezer overtuigen van het standpunt;
  • gebruik je geen drogredenen (NN H6 paragraaf 4 vanaf p. 210).

ALINEA'S:
  • Per alinea bespreek je één deelonderwerp: het argument waarmee je het standpunt krachtiger maakt.
  • Een alinea heeft een kernzin (het argument).
  • Geef uitleg/toelichting bij deze kernzin-> NN H1 paragraaf 4 vanaf p. 24.
  • Denk aan de signaalwoorden die de alinea's onderling verbinden en aan de signaalwoorden binnen de alinea-> NN H1 paragraaf 5 vanaf p. 28.

Slide 31 - Tekstslide

Onderwerp:
Schrijfdoel:
Publiek: Hoofdgedachte:
Tekststructuur:

   
Onderwerp:                Publiek:                Tekststructuur:      Schrijfdoel:          Hoofdgedachte:
                
   Tekstdeel             AL.                                   Deelonderwerp                                    Uitwerking in steekwoorden
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
    INLEIDING             1of 2     * Anekdote/ onderwerp,                                                                         Bla bla bla...
                                                 stelling , structuur tekst                                                         
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
                                   3           *Argument 1- voor    :                                                                            Bla, bla, bla
                                                Ten eerste blijkt dat het een goed plan is
                                                 want bla, bla, bla       
                                    4         * Argument 2 -voor:
                                                 Vervolgens blijkt uit onderzoek dat...                                                      Bla bla bla
   MIDDENSTUK         5           * Argument 3- voor:
                                                   Als laatste....                                                                                          Bla, bla, bla                              
                                    6           *Argument 1- tegen met ontkrachting:
                                                   Mevouw Van Dieren (Voorzitter van de vereniging van)                                    
                                                   vindt het niet goed, want bla, bla, bla, maar,                                         Bla, bla, bla
                                     7          *Argument 2 -tegen met ontkrachting):                                                Bla, bla, bla
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
          SLOT                6                *cirkel rond/samenvatting/conclusie/ludieke afsluiter/ conclusie/ stelling            Bla,bla,bla


Slide 32 - Tekstslide

De argumenten in het middenstuk
Het is heel belangrijk dat je je argumenten goed kunt uitleggen. Als je je argument goed uitlegt, dan heb je een sterk argument. Een argument goed
uitleggen doe je door het nemen van drie stappen:

1. Eerst zeg je wat het argument (A) is (kernzin).
2. Dan leg je het argument uit (U) en denk hierbij aan je bronnen.
3. Tot slot geef je een voorbeeld: ‘Bijvoorbeeld, (B) ...’

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Kies een argumentatiestructuur voor je betoog
Zie: NN H6 Argumenteren paragraaf 2 Argumentatiestructuren vanaf p. 196

  1. Enkelvoudige argumentatie-> kan niet bij een betoog met drie argumenten voor 
  2. Nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
  3. Nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)
  4. Onderschikkende argumentatie
  5. Nevenschikkende en onderschikkende argumentatie
 
Verwerk de gekozen structuur in je bouwplan!

Slide 36 - Tekstslide

Alinea's verbinden in je tekst 
  • Zorg ervoor dat je de alinea's met signaalwoorden/verwijswoorden aan elkaar verbindt. Dit is erg belangrijk, want op die manier wordt de tekst een logisch geheel -> NN H1 paragraaf 5 vanaf p. 28

Middenstuk: 
  • Alinea 3: Allereerst blijkt uit onderzoek dat ...
  • Alinea 4: Ten tweede is aangetoond door....dat...
  • Alinea 3: Jos Bos van de Plastic Soup Foundation is het hier helemaal niet mee eens...

     maar hij...

Slide 37 - Tekstslide

Bron en bronverwijzing in de tekst
Je gebruikt de bronnen sowieso om jouw argumenten te ondersteunen of uit te leggen. Ook kan je jouw bronnen gebruiken in de inleiding om de aandacht te trekken en /of je onderwerp te introduceren. Let op bij gebruik van je bronnen moet je deze parafraseren of citeren. Maak van deze laatste mogelijkheid niet te vaak gebruik!

Je zet een bronverwijzing in je betoog op het moment dat jij  in je tekst  het werk van een ander aanhaalt als citaat of parafrase. Met deze korte bronverwijzing in je betoog verwijs je naar de volledige bron in  jouw bronnenlijst.

Hoe maak je een bronverwijzing in je tekst? Zie: https://libguides.hanze.nl/c.php?g=616708&p=4945195

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Succes!

Slide 40 - Tekstslide