le temps - praten over het weer

Het weer  - Le Temps
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het weer  - Le Temps

Slide 1 - Tekstslide

bestudeer:

la saison - seizoen
l'hiver - winter
l'été - zomer
le printemps - lente
l'automne - herfst

Slide 2 - Tekstslide

les saisons: 
en hiver -  in de winter
en été - in de zomer
en automne - in de herfst
au printemps - in de lente

Slide 3 - Tekstslide


le ciel - de lucht
le nuage - de wolk
l'arc-en-ciel - de regenboog


Slide 4 - Tekstslide

werkwoord --> FAIRE
Voor het weer gebruik je in het Frans het werkwoord FAIRE.
Je gebruikt alleen de 'il'-vorm:
Présent: il fait
Impf: il faisait
Futur: il fera

Slide 5 - Tekstslide

Je gebruikt 'il fait'+ BN
il fait froid - het is koud
il fait chaud - warm
il fait nuageux - het is bewolkt
il fait humide - het is vochtig

Slide 6 - Tekstslide

Soms gebruik je 'il y a '+ ZN 
Il y a du soleil - Het is zonnig
Il y a du vent - Het waait

Slide 7 - Tekstslide

aparte vormen: 
het regent /sneeuwt 


Il pleut - het regent
Il neige - het sneeuwt

Slide 8 - Tekstslide

Quel temps fait-il? -Wat voor weer is het? 

Slide 9 - Tekstslide

Il fait beau - Het is mooi weer
Il fait mauvais - Het is slecht weer
Quelle température fait-il?-  Hoeveel graden is het? 
Il fait 24 degrés - Het is 24 graden

Slide 10 - Tekstslide

Nu gaan we de uitspraak oefenen:

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Zeg nu dat het slecht weer is

Slide 13 - Open vraag

Zeg dat het heel warm is

Slide 14 - Open vraag

Welk antwoord is goed? Quel temps fait-il?
A
il fait pleut
B
il pleut
C
il fait du pleut

Slide 15 - Quizvraag

Welk antwoord is goed?
Quel temps fait-il?
A
Il vent
B
Il y a du vent
C
Il fait du vent
D
Il fait vent

Slide 16 - Quizvraag

Quel temps fait-il?
A
Il fait du soleil
B
Il fait mauvais
C
Il neige
D
Il fait du vent

Slide 17 - Quizvraag

Quel temps fait-il?

Slide 18 - Open vraag

Quel temps fait-il?
TekQuel temps fait-il? st

Slide 19 - Open vraag

Quel temps fait-il?

Slide 20 - Open vraag

Nu komt er een sleepvraag

Slide 21 - Tekstslide

je me baigne
La chaleur
Je fais du patin
Je vais à la psicine
Nous allons à la plage
Il gèle
Hiver
Été

Slide 22 - Sleepvraag

Hoe zeg je dat je zin hebt om met vakantie te gaan?

Slide 23 - Open vraag

Hoe zeg je dat het morgen mooi weer wordt?

Slide 24 - Open vraag

Nu komt er weer een sleepvraag.

Kies tussen: 
En Hollande ...
En Grèce

Slide 25 - Tekstslide

Il pleut souvent
Il ne pleut presque jamais
Il fait très chaud en été
Je fais du patin
En Hollande
En Grèce
Il fait souvent beaucoup trop chaud

Slide 26 - Sleepvraag

Le Temps en Hollande

Slide 27 - Woordweb