In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Cursus 5 Grammatica
$3 / $4 Het bijvoeglijk naamwoord
Slide 1 - Tekstslide
DOEL
- je kunt bijvoegelijke naamwoorden herkennen
- je kunt woorden indelen in de woordsoorten:
lidwoorden (olw / blw)
zelfstandige naamwoorden (zn-(e)
werkwoorden (ww)
bijvoeglijke naamwoorden (st.bn)
Slide 2 - Tekstslide
Hoe zat het ook al weer?
Slide 3 - Tekstslide
Lidwoorden
de kleine woorden voor een zelfstandig naamwoord:
de, het (blw)
een (olw)
Slide 4 - Tekstslide
Lidwoord (LW)
De, het = bepaald lidwoord.
(Het is bepaald, staat vast, wanneer je de of het gebruikt.)
Een = onbepaald lidwoord.
(Onbepaald omdat je een zowel voor een de- als een het-woord kunt zetten.)
Slide 5 - Tekstslide
Werkwoorden
Doe-woord, deze woorden kunnen veranderen afhankelijk over wie het gaat. Je kan er "ik, hij, wij, zij, jullie" voor zetten. bekendste vorm: persoonsvorm.
Slide 6 - Tekstslide
zelfstandig naamwoord
woord dat je in één keer snapt, het kan op zichzelf staan je kan er een lidwoord voorzetten.
Woord voor een mens, dier, ding, plant of gevoel + eigennamen (Maas, Tim, Porsche)
Slide 7 - Tekstslide
apps.noordhoff.nl
Slide 8 - Link
bijvoeglijk naamwoord (bn)
Het vertelt iets over het zelfstandig naamwoord, daardoor wordt het duidelijker.
Dat is een spannende serie.
De serie is spannend.
Dat is een mooie, lange, spannende serie.
Slide 9 - Tekstslide
BIJVOEGLIJK NAAMWOORD
- staat meestal in de buurt van een zn
- heeft een korte en een lange vorm
- kent de trappen van vergelijking
de groene appel - de appel is groen - de groene
sterk - sterke / zwart - zwarte
gaaf - gaver - gaafst
Slide 10 - Tekstslide
STOFFELIJK BIJVOEGLIJK NAAMWOORD (st.bn)
Zegt van welke stof iets gemaakt is.
- het gouden horloge
- een papieren tas
de zijden bloemen
- de houten tafel
Slide 11 - Tekstslide
Taak: Cursus 5 Grammatica
T-Havo:
$5 Bijvoeglijk naamwoord: maak opdr. 1-2-3-4-5
H-VWO:
$4 Bijvoeglijk naamwoord: maak opdr. 1-2-3-4-7
Klaar? Werk verder aan Thema A $2.
10.25 u: Quiz met LessonUp
10.30 u: Huiswerk + SO noteren
timer
1:00
Slide 12 - Tekstslide
T-Havo: $5 Bijvoeglijk naamwoord.
Maak opdr. 1-2-3-4-5
H-VWO: $4 Bijvoeglijk naamwoord.
Maak opdr. 1-2-3-4-7
timer
1:00
Slide 13 - Tekstslide
Huiswerk
Dinsdag 29 november:
X
Dinsdag 13 december: SO Ne Periode 2.
Zie Magister voor de onderdelen.
Slide 14 - Tekstslide
Wat zijn lidwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 15 - Quizvraag
Wat zijn werkwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 16 - Quizvraag
Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 17 - Quizvraag
wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 18 - Quizvraag
De slimme leerling snapt het niet. Welk woord is het lidwoord?
A
de
B
slimme
C
het
D
leerling
Slide 19 - Quizvraag
De slimme leerling snapt het niet. Welk woord is het zelfstandig naamwoord?
A
slimme
B
leerling
C
snapt
D
de
Slide 20 - Quizvraag
De slimme leerling snapt het niet. Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
A
de
B
leerling
C
snapt
D
slimme
Slide 21 - Quizvraag
De slimme leerling snapt het niet. Welk woord is het werkwoord?