Cap 3 - les 1 + 2 etccc materiaal

¿Qué vamos a hacer?

  • Continuamos con el cap3
    1.  descripciones de personas
  • Los adjetivos



1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

¿Qué vamos a hacer?

  • Continuamos con el cap3
    1.  descripciones de personas
  • Los adjetivos



Slide 1 - Tekstslide

Les in twee delen 
Dos preguntas cotidianas
¿Cuál es la fecha de hoy?

¿Qué tiempo hace hoy?

=> anota en tu cuaderno

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Cómo se llama el Capítulo 3?
timer
1:00

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué significa en holandés: "Y tú, ¿cómo eres?"
timer
1:00

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Capítulo 3

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué adjetivos se mencionan en el vídeo?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Adjetivos
  1. alto
  2. bajo
  3. intelectual
  4. cómico
  5. serio
  6. fenomenal
  7. guapo
  8. activo
  9. perezoso
  10. atlético
  11. tímido
  12. trabajador

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Cómo eres tú?
Escribe dos frases en tu cuaderno.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Cómo eres tú?
3 verbos comunes:
- Ser (zijn)
- Tener (hebben)
- Llevar (dragen)
Deze werkwoorden gebruik je in 
standaard combinaties. 


Vertaal eerst de woorden om 
mensen van uiterlijk te omschrijven op de  volgende slide


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Es....
A
viejo
B
joven
C
moreno
D
gordo

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tiene los ojos..........
A
azules
B
verdes
C
azul
D
verde

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Karakter beschrijven in het Spaans doe je met het werkwoord
Extra uitleg werkwoorden bij personen beschrijven

Ser gebruik je bij het beschrijven van uiterlijk en/of karakter wanneer er een bijvoeglijk naamwoord volgt. 
Bijvoorbeeld: Ella es guapa.

Estar gebruik je bij gemoedstoestanden
Bijvoorbeeld: Estoy contenta. 

Tener gebruik je als je beschrijft hoe oud iemand is of wanneer er een zelfstandig naamwoord volgt. 
Bijvoorbeeld: Tengo los ojos azules.

Lever gebruik je als je beschrijft of iemand iets draagt/aanheeft. 
Bijvoorbeeld: Lleva los pantalones azules. 

A
Ser
B
Llevar
C
Estar
D
Tener

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Haarkleur beschrijven in het Spaans doe je met het werkwoord
Extra uitleg werkwoorden bij personen beschrijven

Ser gebruik je bij het beschrijven van uiterlijk en/of karakter wanneer er een bijvoeglijk naamwoord volgt. 
Bijvoorbeeld: Ella es guapa.

Estar gebruik je bij gemoedstoestanden
Bijvoorbeeld: Estoy contenta. 

Tener gebruik je als je beschrijft hoe oud iemand is of wanneer er een zelfstandig naamwoord volgt. 
Bijvoorbeeld: Tengo los ojos azules.

Lever gebruik je als je beschrijft of iemand iets draagt/aanheeft. 
Bijvoorbeeld: Lleva los pantalones azules. 

A
Ser
B
Llevar
C
Estar
D
Tener

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Beschrijf jezelf in 4 zinnen
1: Figuur (ser)......., 2: haarkleur (tener), 3: ogen (tener)........, 4: kleding (llevar)........

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

A. Describe a alguien en esta clase
Individualmente
  1. Schrijf je naam boven aan een nieuw blaadje dat je kan uitscheuren
  2. Beschrijf 2 personen die in de klas zitten, niet je vecin@
  3. Dit schrijf je op in minimaal 5 HELE zinnen. Challenge: gebruik muy/poco/bastante
Juntos
  1. De docent leest 1 van de 2 beschrijvingen voor
  2. De klas raad over wie het gaat
  3. Steek je hand op als je het weet!

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué significan las siguientes palabras en español?
een beetje / te veel / veel / een halve / nog een
timer
1:00

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

¡A trabajar!
tweetallen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hacer ejercicio 12 b
&
Ejercicio 13

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DEBERES
Estudiar: Libro de texto, fuente D, E
Estudiar: Vocabulario listas 3.3 y 3.4 (y repasar 3.1 y 3.2)
Hacer:
- Fuente D: ejercicios 12 a,c,  14
- Fuente E: ejercicio 16

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies