Hoofdstuk 2 Jij en geld

Hoe goed ken jij H2?
Rekenmachine op tafel
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Hoe goed ken jij H2?
Rekenmachine op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Welke vorm van geld zie je op de achtergrond van deze dia?

Slide 2 - Open vraag

Je hebt €20 euro bij je. Je pint €11,95 bij de Mac Donalds. Daarna stort je de €20 op je bankrekening Wat gebeurt er met de hoeveelheid girale geld?
A
de hoeveelheid giraal geld neemt toe met €11,95
B
De hoeveelheid giraal geld daalt met €11,95
C
de hoeveelheid giraal geld stijgt met €8,05
D
de hoeveelheid giraal geld daalt met €8,05

Slide 3 - Quizvraag

op 12 november €400 op mijn rekening. op 13 november neem ik €50 op, wordt mijn zakgeld van €35 gestort en koop ik een paar schoenen van €60.
Bereken het nieuwe saldo op mijn rekening.

Slide 4 - Open vraag

Kies 2 voorbeelden van directe ruil
A
je koopt een nieuw geurtje bij ICI Paris XL
B
je geeft je broertje een zakje chips in ruil voor een zakje snoep
C
jouw zus wil jouw oorbellen ruilen voor een ketting
D
je betaalt je vriend(in) via een tikkie voor een gezamenlijk cadeau

Slide 5 - Quizvraag

noem een voordeel van chartaal geld en een nadeel van chartaal geld

Slide 6 - Open vraag

in 2020 pinde ik in totaal €750. in 2021 pin ik 30% meer dan in 2020.
Hoeveel pin ik in totaal in 2021?

Slide 7 - Open vraag

vormen van elektrisch betalen

Slide 8 - Woordweb

kies de 3 goede antwoorden
welke 3 spaarmotieven zijn er?
A
sparen voor later
B
sparen voor de rente
C
sparen met een doel
D
sparen uit voorzorg

Slide 9 - Quizvraag

leg uit wat rente is

Slide 10 - Open vraag

je zoekt op internet op hoeveel een los toestel Samsung S21 kost.
Welke geldfunctie gebruik je hier?
A
spaarmiddel
B
ruilmiddel
C
denkmiddel
D
rekenmiddel

Slide 11 - Quizvraag

hoe noem je het terugbetalen van een lening?
maandtermijn
aflossen
rente

Slide 12 - Poll

Je leent €750. in totaal betaal je €795 terug aan de bank.
Hoeveel procent rente betaal je aan de bank?
A
750 : 100 x 795= 6%
B
795 - 750 = 45 :100= 6%
C
795 - 750 = 45 45/750 x 100 = 6%Z
D
795 : 100 x 795= 6%

Slide 13 - Quizvraag

de prijs die je moet betalen voor een verzekering noem je polis
juist
onjuist

Slide 14 - Poll

uit welke 2 delen bestaat het termijnbedrag van een lening?
A
termijn
B
saldo
C
rente
D
aflossing

Slide 15 - Quizvraag

Wat staat er allemaal op een verzekeringspolis?
A
bedrag waarvoor je verzekerd bent
B
je persoonsgegevens
C
voorwaarden van een verzekering
D
de hoogte van de premie

Slide 16 - Quizvraag