H2 Oriëntatie

Proefwerk 
Hfd.1
Staatsinrichting van Nederland 1848-nu

Vrijdag 18 oktober 2024
les 2
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Proefwerk 
Hfd.1
Staatsinrichting van Nederland 1848-nu

Vrijdag 18 oktober 2024
les 2

Slide 1 - Tekstslide

H2 Oriëntatie




De vraag van dit hoofdstuk is:
Wat waren de oorzaken en de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Oorzaken
Duitsland als bedreiging. Het Duitse Keizerrijk werd een sterke staat, zowel op militair, economisch en politiek gebied.
De bondgenootschappen:  Europese landen wilden sterker staan en besloten ze bondgenootschappen (ofwel allianties) met elkaar. Zo had Duitsland een bondgenootschap met Oostenrijk-Hongarije en Italië, ook wel de Triple Alliantie genoemd. Aan de andere kant had je Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland die de Triple Entente sloten.
Nationalisme. Mensen waren erg trots op hun land en op hun volk. Veel landen voelden zich beter dan andere landen. Dit zorgde voor spanningen en speelde ook een rol bij het modern imperialisme. Hoe meer koloniën, hoe meer aanzien het land had. 


Slide 4 - Tekstslide

Oorzaken
  • Militarisme: Er kwam een voorliefde voor militair vertoon, om andere landen te laten zien hoe sterk en machtig het land was. Gevolg -
  • Een wapenwedloop: Wie heeft de meeste en beste wapens.
  • Modern imperialisme Duitsland wilde de concurrentie met Groot-Brittannië aangaan en ook een ‘plek onder de zon verkrijgen’.  Het lukte Duitsland echter niet zo goed om de overzeese expansie succesvol te maken. Daarom richtte het land zich later meer op het Europese vasteland. Het modern imperialisme, de strijd om koloniën, zorgde er echter wel voor dat de oorlog een wereldoorlog werd. Ook in de Europese koloniën werd namelijk gevochten.

Slide 5 - Tekstslide

gevolgen
  • De Eerste Wereldoorlog had ruim 30 miljoen doden, gewonden en vermisten tot gevolg. De verwoestingen waren op niet eerder vertoonde schaal, door de betrokkenheid van de burgerbevolking en massavernietigingswapens. Dit was ook te wijten aan de industrialisatie, die de massaproductie van nieuwe wapens mogelijk maakte en nieuwe uitvindingen als gifgas en tanks die in de oorlog werden ingezet.
  • Het Verdrag van Versailles werd getekend (en zou een oorzaak worden voor de Tweede Wereldoorlog).
  • De kaart van Europa veranderde. Er verdwenen landen en er ontstonden nieuwe.

Slide 6 - Tekstslide

gevolgen
  • Politieke veranderingen: Als gevolg van revoluties verdwenen de keizerrijken Rusland, Duitsland en Oostenrijk-Hongarije. Nieuwe politieke systemen werden ingevoerd (Communisme in Rusland).
  • In Nederland werden ingrijpende politieke veranderingen doorgevoerd, zoals het algemeen kiesrecht, wat ons land een volledig democratisch land maakte.
  • De Verenigde Staten werden de nieuwe wereldmacht. 
  • Autoritaire ideologieën als het fascisme, nationaalsocialisme en het communisme winnen aan populariteit.
  • De Tweede Wereldoorlog.

Slide 7 - Tekstslide

Huiswerk
Hfd 2 Oriëntatie

Lezen blz. 42 t/m 45
Maken opdrachten 1 t/m 4

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 1
Gebruik bron 1 en de tekst in de oriëntatie.

a.
Vul de juiste jaartallen in.
De Eerste Wereldoorlog duurde van .... tot .....
  • De Eerste Wereldoorlog duurde van 1914 tot 1918.
b. 
Waarom spreken we van een wereldoorlog?
  • Er werd op verschillende plekken op de wereld gevochten. 
  • Soldaten van over de hele wereld vochten mee.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 1
c.
Leg uit wat wordt bedoeld met de volgende woorden.
– Kolonie:
  • een gebied buiten Europa dat wordt bezet door een Europees land.
– Front: 
  • de plek waar vijandelijke legers tegenover elkaar staan en waar wordt gevochten.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 1
d
Gebruik de tijdbalk. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vielen veel meer slachtoffers
dan in eerdere oorlogen. In de tijdbalk vind je twee oorzaken hiervoor. Noem er één en leg je antwoord uit.
  1. Door de industriële revolutie konden landen nieuwe wapens maken die voor veel slachtoffers zorgden. 
  2. Europese landen hadden koloniën, waardoor zowel in Europa als in de koloniën werd gevochten.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 2a
Gebruik de tekst in de oriëntatie.
Waarom zouden mensen uit Guadeloupe ‘halve Fransen’ worden genoemd?
 A Witte Fransen keken op hen neer.
 B Witte Fransen waren veel groter.
 C Ze vielen niet onder Frans bestuur.
 D Ze woonden niet in Frankrijk.
  •  A Witte Fransen keken op hen neer.

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 2b
Wat bedoelt de soldaat uit Guadeloupe met ‘wij betalen onze belasting in bloed’?
  • Zij geven hun leven voor Frankrijk door mee te vechten in de oorlog.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 3a
Bedenk een overeenkomst tussen beide groepen soldaten.
Bijvoorbeeld: 
  • Beide groepen soldaten vechten in een heel ander land, omdat het daar oorlog is of onrustig is.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 3b
Bedenk een verschil tussen beide groepen soldaten.
Bijvoorbeeld: 
  • De soldaten in bron 1 werden opgeroepen om te vechten / vochten in een grote wereldoorlog. 
  • De soldaten in bron 2 zijn beroepssoldaten en worden uitgezonden, als vredesmacht, naar kleinere conflicten.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 3c
Toen Duitsland in 1914 Frankrijk aanviel, meldden veel jongens zich vrijwillig bij het Franse leger. Vind dat je dat logisch of toch wel verrassend? Leg je antwoord uit.
Ik vind dat logisch / verrassend, want
  • Logisch, want als je land wordt aangevallen, moeten de
burgers het verdedigen. Je hele leven is dan in gevaar.
  • verrassend, want je riskeert toch je leven. Is je land zo
belangrijk dat je je leven ervoor wilt geven?

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 3d
Zou jij zoals de soldaten in bron 1 willen vechten in Frankrijk? En zou jij zoals de soldaten in bron 2 willen vechten in een ander land, om daar de vrede te bewaken? Maak de zinnen af.
– Als ik een soldaat uit bron 1 was, zou ik wel / niet willen vechten in Frankrijk, want
  • niet, want ik zou niet willen vechten voor mijn koloniale bezetter als ik zelf geen gelijke rechten had.
  • wel, want ik zou willen helpen om te zorgen voor vrede in de hele wereld.

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 4a
Aan welke kant vocht Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog? Leg je antwoord uit.
  • Nederland vocht niet mee aan welke kant dan ook. Nederland was 'neutraal'.

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 4b
Bedenk welk voordeel dit had voor Nederland.
  • In Nederland vielen veel minder doden dan in andere landen.
  • De Nederlandse economie 'profiteerde' van de oorlog in de omliggende landen.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 4c
Gebruik zo nodig een atlas. Welke landen uit bron 3 bestaan nu niet meer of hebben een andere naam?
  • Het Turkse Rijk, het Duitse Rijk en Oostenrijk-Hongarije.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 4d
Noem vier Europese landen die nu bestaan, maar die in 1914 niet bestonden.
Bijvoorbeeld: 
  • Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Oekraïne, Estland, Letland, Litouwen, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, Slovenië.
 

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk
H2.1 Oorzaken van de oorlog
A Nieuwe grenzen
Lezen: blz. 46 en 47
Maken: opdrachten 1 t/m 9


 

Slide 22 - Tekstslide