Brugklas 1C - Fictie TDL lessen

Geef je mening!
Let op: het gaat om het onderdeel lezen en fictie

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Geef je mening!
Let op: het gaat om het onderdeel lezen en fictie

Slide 1 - Tekstslide

Open vragen

Slide 2 - Tekstslide

Plattegrond 1C

Slide 3 - Tekstslide

We lezen niet de woorden
maar het leven dat ze geven
aan een wereld die nog niet bestaat
en die het denken dansen laat

Slide 4 - Tekstslide

LITERATUUR & POËZIE
Komende lessen gaan we met verhalen en gedichten aan de slag.
Jullie gaan in gesprek met elkaar over verhalen en poëzie.

Leerdoelen
  • Ik kan de literaire begrippen (bijvoorbeeld tijd en ruimte, thema, motieven) herkennen in verhalen
  • Ik kan mijn beginniveau bepalen voor het lezen van en praten over literatuur.
  • Ik kan kenmerken van een goed gesprek over literatuur benoemen.
  • Ik kan gespreksafspraken toepassen in een groepsgesprek over literatuur.
 

Slide 5 - Tekstslide

Lesprogramma - les 1
  • Wat is literatuur?
  • Enquête en leerdoelenkaart invullen 
  • Gesprek over een leesfragment bekijken en beoordelen

  • Theorie tijd en ruimte 
  • Verhaal lezen 
  • Vragen bespreken over het verhaal

Slide 6 - Tekstslide

Wat is literatuur?

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 1 Vul de enquête in

Opdracht 2 Bepaal je beginsituatie
Lees de leerdoelenkaart goed door en kruis in elke rij aan waar jij denkt dat je staat. Je zet dus vier keer een kruisje. De vier doelen hangen samen, maar dat wil niet zeggen dat je voor elk doel op hetzelfde niveau zit.
Noteer je naam op de leerdoelenkaart , vul deze in en lever je kaart in 

Opdracht 3 Gesprek over een verhaal beoordelen

Opdracht 4 Zelf een gesprek voeren over een verhaal

Slide 8 - Tekstslide

Hoe voer je een gesprek over een verhaal?
Het boek bestaat uit drie delen waarin Angel respectievelijk 12, 13 en 15 jaar is. Het is kerstvakantie. In de wijk waar Angel woont, branden autobanden en wordt in het winkelcentrum illegaal vuurwerk afgestoken. Angel woont alleen met haar moeder die al op haar vijftiende van haar in verwachting was. Bij bijna iedereen gedraagt Angel zich als een ongeleid projectiel. Alleen bij haar klasgenote Kayleigh voelt zij zich op een verrassende manier vertrouwd en veilig.

Angel vertelt aan Kayleigh dat haar moeder snel verliefd was geworden. Dan vraagt Kayleigh of Angel snel verliefd wordt en zegt ze dat het in een flits kan gebeuren. Waarom zegt ze dat op dat moment, denk je?

Noteer wat je goed en niet goed vindt aan het gesprek.

Slide 9 - Tekstslide

Een 'vloeiendgesprek over literatuur
Je gaat zelf oefenen om een vloeiend gesprek over literatuur te voeren, in groepjes van drie of vier. 
Daarbij heb je nodig:
- EHBL-kaart met gespreksafspraken
- Vragen die je bespreekt in je groepje (op het bord)

Vragen stellen: stel je klasgenoten vragen over wat ze zeggen, denken, vinden, hebben ervaren, en vraag door
Luisteren naar elkaar: wat zegt een ander? Laat elkaar uitpraten.
Oordelen uitstellen: houd je mening even voor jezelf. Kun je ook een alternatief bedenken voor je eerste gedachte?
Evenveel aan het woord zijn: zorg dat iedereen aan het woord komt. Gebruik vragen om iedereen bij het gesprek te betrekken.
Inhoudelijk en interpreterend de diepte ingaan: zorg dat het gesprek écht ergens over gaat. Is er meer over je leeservaring te zeggen dan spannend, saai of leuk?
 



Slide 10 - Tekstslide

Ruimte
  1. De ruimte geeft aan waar het verhaal zich afspeelt (gebouwen, landen, plaatsen, kamers, streken).
  2. Ook het klimaat (het weer) is onderdeel van de ruimte.

De functies van een ruimte:
  • Een uitgebreide plaatsbeschrijving.
  • Zorgt voor sfeer.
  • Info geven over een personage.
  • Zorgen voor spanning.

Slide 11 - Tekstslide

Functies van ruimtes 
plaatsbeschrijving: gedetailleerde beschrijving van een plek, bijv. de huiskamer

sfeer: gedetailleerde beschrijving van bijvoorbeeld het weer (bijv. onweer)

informatie over personage en diens gevoelens: bijvoorbeeld iemand in een afgesloten ruimte beschrijven

Slide 12 - Tekstslide

Tijd
Wanneer speelt het verhaal zich af?

  • Concrete jaren, maanden of dagen.
  • Een tijdperk
  • Hoelang duurt het verhaal?
    Verteltijd en vertelde tijd.
  • Niet altijd direct te herkennen (aanwijzingen of niet belangrijk). 

Slide 13 - Tekstslide

Chronologie en flashback
Chronologische volgorde: gebeurtenissen vinden plaats in de volgorde zoals ze in de werkelijkheid plaatsvinden.

Flashback: lezer wordt meegenomen naar het verleden (ook in dialogen, etc.). 


Slide 14 - Tekstslide

Voorbeelden technieken spanning 
open plekken in de tekst: lezer weet niet gelijk alles

uitstel en vertraging: auteur werkt toe naar een climax en kan dan bijvoorbeeld ineens weer een flashback geven

dwaalspoor: de schrijver wekt verkeerde vermoedens

vooruitwijzing: er wordt alvast verwezen naar een mogelijke afloop (dit is niet hetzelfde als een informatievoorsprong)

Slide 15 - Tekstslide

Tijd en ruimte 
Tijdvertraging: de gebeurtenis duurt langer dan in de werkelijkheid. Bijvoorbeeld het gedetailleerd beschrijven van een bomaanslag. 

Tijdverdichting: gebeurtenissen worden heel snel verteld, sneller dan in de werkelijkheid (De komende vijf jaren verhuisden ze zo'n drie keer). 

Tijdsprong: de schrijver slaat een stuk over. Het is vijf jaar later, de rust is weergekeerd in het dorp.

Slide 16 - Tekstslide

Tijd en ruimte
Vertelde tijd: de tijd zoals ie in het verhaal beschreven wordt (uitgedrukt in jaren, maanden, etc.). 

Verteltijd: de tijd die de lezer nodig heeft om het verhaal te lezen (uitgedrukt in hoeveelheid hoofdstukken, pagina's, etc.). 

Slide 17 - Tekstslide

Praten over verhalen, boeken en gedichten
Ik lees het verhaal voor Een ongelukkig tijdstip.
Daarna bespreek en beantwoord je met je groepje de vragen:

  1. Welk vertelperspectief wordt in het verhaal gebruikt?
  2. Hoe wordt spanning opgebouwd in deze tekst?
  3. Verklaar de titel van het verhaal. 
  4. Geloof je in het toeval of in het lot?
  5. Het verhaal heeft een open einde. Schrijf het einde met je groepje. Overleg met elkaar hoe je het verhaal verder moet lopen of af moet lopen.

Slide 18 - Tekstslide

Spanning in een verhaal
Om spanning op te wekken kan een schrijver verschillende trucjes gebruiken: 
- Hij kan de gebeurtenissen in een spannende ruimte af laten spelen; 
- Hij kan de spanning opbouwen door met de tijd te spelen en belangrijke gebeurtenissen uit te stellen; 
- Hij kan de lezer meer laten weten dan de hoofdpersoon; 
- Hij kan gebruikmaken van open plekken. 

Slide 19 - Tekstslide

Beschrijving van de ruimte
De ruimte waarin de gebeurtenissen zich afspelen kan deze gebeurtenissen versterken. 

Om de ruimte in te zetten om een bijdrage te leveren aan het verhaal, beschrijf je hem zo uitgebreid mogelijk. Denk hierbij aan de temperatuur, de staat van de gebouwen, of het donker of licht is, wat voor weer het is enzovoorts. 

Slide 20 - Tekstslide

Luister aandachtig naar het verhaal en lees mee terwijl ik voorlees.
Noteer woorden die je niet kent in je schrift.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Whodunnit?
Heeft iemand iets raars gezien?
Noteer alles wat je hebt gezien wat je vreemd, verdacht of raar vindt......


Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Hoe komt het dat we al die veranderingen niet hebben opgemerkt?



Slide 25 - Tekstslide

OPDRACHT
  1. Heb je woorden of zinnen genoteerd die je lastig vond? Vergelijk met je buurman of buurvrouw en probeer samen de betekenis te achterhalen.
  2. Lees de theorie op bladzijde 162 van je lesboek Kern over identificatie. Is er sprake van emotionele of intellectuele spanning in het verhaal De Moord op Queen-T?
  3. Van welk perspectief is er sprake in dit verhaal?
  4. Wat kom je te weten over Stijn? 
  5. Wat kom je te weten over zijn broer? 
  6. Wat vind je van de acties van Stijn (zoals de sporen wissen)? 
  7. Welke voorwerpen vond Stijn in de struiken? Welk voorwerp zou een aanwijzing kunnen zijn voor de oplossing van de moord?
  8. Denk je dat de broer schuldig of onschuldig is? Leg uit!
  9. Hoe ver zou jij gaan om je broer, zus of ander familielid te beschermen? 

Noteer de antwoorden in je schrift. 

Slide 26 - Tekstslide

Black story
Wat is er gebeurd?
Jullie mogen vragen stellen om het raadsel op te lossen.
Let op: alleen gesloten vragen dus waarop alleen ja of nee geantwoord kan worden.
Als je een vraag wil stellen, steek je je vinger op en stel je de vraag als ik je aanwijs. 

Slide 27 - Tekstslide