V5 werkloosheid

Wanneer is iemand werkloos?
  • Definitie volgens het CBS:
  • Alle 15- tot 75-jarigen die in Nederland wonen, minder dan 1 uur per week werken, actief op zoek zijn naar betaald werk voor 1 uur of meer en daarvoor direct beschikbaar zijn.

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wanneer is iemand werkloos?
  • Definitie volgens het CBS:
  • Alle 15- tot 75-jarigen die in Nederland wonen, minder dan 1 uur per week werken, actief op zoek zijn naar betaald werk voor 1 uur of meer en daarvoor direct beschikbaar zijn.

Slide 1 - Tekstslide

Definities lijken op elkaar maar komen niet altijd overeen. International labour organisatie (ILO) stelt een leeftijd van 15 tot 73 jaar. In het boekje CBS tot AOW-leeftijd.
Wat is het UWV en wat doet het UWV?
  • UWV: Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
  • Wat doet het UWV? uitvoering van de werknemersverzekeringen, zoals de WW, WIA en Ziektewet. Ze mensen om aan het werk te blijven of om een nieuwe baan te vinden.
  • Het UWV werkt in opdracht van de overheid                 (ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de volgende personen werkloos volgens de definitie van het CBS?
Alle 15- tot 75-jarigen die in Nederland wonen, minder dan 1 uur per week werken, actief op zoek zijn naar betaald werk voor 1 uur of meer en daarvoor direct beschikbaar zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Scholier, 14 jaar, zoekt een baantje voor 15 uur per week
A
werkloos
B
niet werkloos

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schilder, 42 jaar, zit al anderhalve maand met een zware griep thuis en krijgt zijn loon doorbetaald.
A
werkloos
B
niet werkloos

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Man, 34 jaar, schrijft zich in bij het uitzendbureau voor een baan van 20 uur.
A
werkloos
B
niet werkloos

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijstandsmoeder, 38 jaar, ingeschreven bij het UWV voor een baan van 20 uur. Kan geen opvang vinden voor haar twee jarige zoon.
A
werkloos
B
niet werkloos

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leraar, 58 jaar, afgekeurd voor zijn beroep maar goedgekeurd voor het vouwen van loempia vellen, staat ingeschreven bij het UWV.
A
werkloos
B
niet werkloos

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkloosheidcijfers
  • Momentopname, bijvoorbeeld 700.00 werklozen in juni
  • In- en uitstroom, bijvoorbeeld instroom van 350.000 werklozen en uitstroom van 350.00 werklozen in juni



Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsmobiliteit
  • Arbeidsmobiliteit: De mate waarin mensen bereid zijn te veranderen van werkgever, beroep of regio.
  • Is iemand bereid te verhuizen?
  • Hoe eenvoudig is het om mensen om te scholen?



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
  • Start met het maken van 5.4, die gaan we straks bespreken
  • Klaar? Kijk 5.4 na en lees blz 59 tot en met 61 en maak 5.1 en 5.3
  • Een periode van laagconjuctuur: een periode van economische krimp, de bestedingen (vraag) en de productie dalen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespreken opdracht 5.4
Land A en B hebben beide een beroepsbevolking van 10 miljoen personen waarvan 1 miljoen werkloos is. In land A is elke werklozen gemiddeld 2 maanden werkloos en in land B 1 jaar.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welk land is de kans dat de werkende werkloos wordt het grootst?
A
Land A
B
Land B

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk land is de kans dat een werkloze werk vindt het grootst?
A
Land A
B
Land B

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken hoeveel mensen er in land A in een jaar werkloos geweest zijn.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

5.4 C
  • Beroepsbevolking is 10 miljoen waarvan 1 miljoen werkloos is.
  • In land A is een werkloze gemiddeld 2 maanden werkloos.
     Per 2 maanden 1 miljoen mensen werkloos
  • (12/2) * 1 miljoen = 6 miljoen mensen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel personen zijn er in land B in een jaar gemiddeld werkloos geweest?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In een van beide landen is nauwelijks ontslagbescherming, welk land is dit?
A
Land A
B
Land B

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
  • Waar hebben we het vandaag over gehad?
  • Meten van werkloosheid
  • Arbeidsmobiliteit  
  • Waar gaan we het het volgende uur over hebben?
  • Verschillende soorten werkloosheid
  • CBS opdracht 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
  • Uitleg soorten werkloosheid
  • Zelfstandig werken
  • Uitleg CBS opdracht 
  • Afsluiting  

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende soorten werkloosheid

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijk werkloosheid
Natuurlijke werkloosheid: Werkloosheid die niet het gevolg is van veranderingen in de economie./ Werkloosheid die onstaat doordat vraag en aanbod op de arbeidsmarkt gebrekkig op elkaar aansluiten.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Frictiewerkloosheid
Frictie werkloosheid: Kortdurende werkloosheid die ontstaat bij het zoeken of het wisselen van een baan. 
Kortdurend = ongeveer 3 maanden

Voorbeeld: iemand die net afgestudeerd heeft, heeft tijd nodig om een baan te vinden

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Structurele werkloosheid
Structurele werkloosheid: Werkloosheid die ontstaat door blijvende veranderingen in de kwantiteit, kwaliteit en kosten van de productiefactoren 
Voorbeeld: vervangen van arbeid door machines, verplaatsing van productie naar lagelonenlanden, verslechtering van de internationale concurrentiepositie en door te hoge lonen.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beroepsmobiliteit
De mate waarin structrele werkloosheid voorkomt hangt o. a. af van de beroepsmobiliteit.

Beroepsmobiliteit: De bereidheid van werklozen en de mogelijkheden om zich om te scholen naar een beroep waar de kans op werk groot is. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conjuncturele werkloosheid 
Conjuncturele werkloosheid: Werkloosheid die een gevolg is van het tekort schieten van de bestedingen ten opzichte van de productiecapaciteit. 
Hierdoor is de vraag naar arbeid kleiner dan het aanbod van arbeid.
Dit soort werkloosheid ontstaat bij laagconjunctuur. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies







Dit hoef je niet in detail te kennen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het minimumloon wordt verhoogd. Werkgevers vrezen hogere werkloosheid.
A
frictiewerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
conjuncturele werkloosheid

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vakbonden matigen de lonen, hierdoor dalen de bestedingen.
A
frictiewerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
conjuncturele werkloosheid

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Piet is net afgestudeerd en hoopt op korte termijn een baan te vinden.
A
frictiewerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
conjuncturele werkloosheid

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedrijven hebben de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in uitbreidingen.
A
frictiewerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
conjuncturele werkloosheid

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Philips verplaatst zijn lampen fabriek naar Vietnam
A
frictiewerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
conjuncturele werkloosheid

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
Start met het lezen van blz 61 tot en met 64 en maak 5.1, 5.3, 5.5 tot en met 5.11

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg CBS opdracht 
  • Volgende week vrijdag maken jullie de CBS opdracht (2%)
  • Je moet hiervoor kennen hoofdstuk 1 tot en met 3
  • Je moet hiervoor dingen kunnen berekenen (ratio's, participatiegraad etc.) en kunnen uitleggen 
  • Maandag leg ik uit wat het CBS precies doet, dit is achtergrond informatie. Dit hoef je niet te leren voor de opdracht.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Huiswerk: Lees blz 59 tot en met 64 en maak 5.1 tot en met 5.12
Volgende week vrijdag: CBS opdracht

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies