V2 §9 en §11 hoofd- en bijzinnen: zinsdeelzinnen

V2 §9 en §11 Zinsdeelzinnen
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

V2 §9 en §11 Zinsdeelzinnen

Slide 1 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
doelen:

- Ik kan hoofdzinnen en bijzinnen onderscheiden.

- Ik kan samengestelde zinnen ontleden.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
hoofdzinnen en bijzinnen

Bij een hoofdzin staan persoonsvorm en onderwerp naast elkaar. Er past (bijna nooit) een woord tussen.

De persoonsvorm staat op de eerste of tweede plaats.

Slide 4 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
hoofdzinnen en bijzinnen

Bij een bijzin kan of staat er een woord tussen de persoonsvorm en het onderwerp. Er past dus een woord tussen.

Een bijzin kun je (meestal) vervangen door één woord of woordgroep.

De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.

Slide 5 - Tekstslide

Ik blijf vandaag binnen, omdat het zo hard regent.
A
hz + hz
B
hz + bz
C
bz + hz

Slide 6 - Quizvraag

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
nevenschikking en onderschikking

Als twee zinnen van hetzelfde niveau naast elkaar staan, dan noemen we dit nevenschikking (WODEM).

Als twee zinnen van een ander niveau naast elkaar staan, dan noemen we dit onderschikking.

Slide 7 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
zinsdeelzinnen

Een bijzin is altijd een zinsdeel van de hoofdzin. En omdat dit een zin is, noemen we dit een zinsdeelzin.

We kennen de volgende zinsdeelzinnen: ow-zin, lv-zin, mv-zin en bwb-zin.

Slide 8 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
zinsdeelzinnen
1. Zoek de bijzin.

2. Vervang de bijzin door één woord (of woordgroep).

3. Ontleed de hoofdzin.

4. Het zinsdeel v/h woord (pt. 2) is ook de zinsdeelzin.


Slide 9 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
zinsdeelzinnen

Ik blijf vandaag binnen, omdat het zo hard regent.

Daarom blijf ik vandaag binnen.

bwb-zin = omdat het zo hard regent





Slide 10 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
zinsdeelzinnen

Wie het boeket vangt, mag als volgende trouwen!

Zij mag als volgende trouwen!

ow-zin = Wie het boeket vangt





Slide 11 - Tekstslide

Twee hoofdzinnen:
Hij gaat niet mee, want hij is ziek.

Ik eet een appel en hij drinkt een glas melk.

Slide 12 - Tekstslide

Hoofdzin en bijzin
Hij blijft thuis, omdat hij ziek is.

Daarom blijft hij thuis.

Slide 13 - Tekstslide

Mijn zus kiest voor Zorg en Welzijn, omdat ze dat een leuk vak vindt.
A
hoofdzin en hoofdzin
B
hoofdzin en bijzin

Slide 14 - Quizvraag

Mijn broertje ligt nog niet op bed, want hij is nog niet moe.
A
hoofdzin en hoofdzin
B
hoofdzin en bijzin

Slide 15 - Quizvraag

Naarmate hij ouder wordt, gaat hij meer op zijn vader lijken.
A
hoofdzin en hoofdzin
B
hoofdzin en bijzin

Slide 16 - Quizvraag

Kan het voegwoord van twee hoofdzinnen vooraan staan?
A
ja, dat kan
B
nee, nooit

Slide 17 - Quizvraag

Zodra de wekker af is gegaan, sta ik op.
A
HZ + BZ
B
HZ + HZ
C
BZ + HZ

Slide 18 - Quizvraag

We kunnen niet naar de speeltuin, omdat het heel hard regent.
A
Hz bz
B
bz hz
C
hz hz
D
alleen hz

Slide 19 - Quizvraag

Ik heb buikpijn, maar ik ga toch naar school.
A
HZ + BZ
B
HZ + HZ
C
BZ + HZ

Slide 20 - Quizvraag

Wie de wedstrijd wint, wordt clubkampioen.
A
HZ + BZ
B
HZ + HZ
C
BZ + BZ
D
BZ + HZ

Slide 21 - Quizvraag

Samir fietst snel, omdat hij te laat is.
A
hz + bz
B
hz + hz
C
bz + hz
D
bz + bz

Slide 22 - Quizvraag

Anne krijste de hele avond.
A
hz bz
B
bz hz
C
alleen hz
D
alleen bz

Slide 23 - Quizvraag

Johanna gaat graag naar de zee, omdat dan kan ze lekker zwemmen.
A
HZ + BZ
B
HZ + HZ
C
BZ + HZ

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de bijzin?
'Alle Nederlanders weten dat de Friezen een apart volk zijn.'
A
Alle Nederlanders weten
B
Alle Nederlanders weten dat
C
Dat de Friezen een apart volk zijn
D
de Friezen een apart volk zijn

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

V2 §9 en §11 Test/ oefenen zinsdeelzinnen

Slide 29 - Tekstslide

Wat is de bijzin?

Veel reizigers waren doordat het zo hard sneeuwde, op het NS-station gestrand.
A
Veel reizigers
B
op het NS-station gestrand
C
Veel reizigers waren
D
doordat het zo hard sneeuwde

Slide 30 - Quizvraag


Veel reizigers waren doordat het zo hard sneeuwde, op het NS-station gestrand.

A
ow-zin
B
bwb-zin
C
lv-zin
D
mv-zin

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de bijzin?
'Ze hebben de hond die me laatst gebeten heeft, moeten afmaken.'
A
ze hebben de hond moeten afmaken
B
(de hond) die me laatst gebeten heeft
C
ze hebben
D
de hond

Slide 32 - Quizvraag

Ze hebben de hond die me laatst gebeten heeft, moeten afmaken.
A
ow-zin
B
bwb-zin
C
lv-zin
D
mv-zin

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de bijzin?
'Wie de hele waarheid wil kennen, moet vroeg opstaan'
A
wie wil kennen
B
moet vroeg opstaan
C
wie de hele waarheid wil kennen
D
moet vroeg opstaan

Slide 34 - Quizvraag

Wie de hele waarheid wil kennen, moet vroeg opstaan.
A
ow-zin
B
bwb-zin
C
lv-zin
D
mv-zin

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de bijzin?
'Wie geen goede uitspraak van het Spaans heeft, zal ik extra oefeningen geven.'
A
Wie geen goede uitspraak van het Spaans heeft
B
zal ik extra oefeningen geven
C
Er is geen bijzin
D
extra oefeningen geven

Slide 36 - Quizvraag

Wie geen goede uitspraak van het Spaans heeft zal ik extra oefeningen geven.

A
Ow-zin
B
Mv-zin
C
Lv-zin
D
Bwb-zin

Slide 37 - Quizvraag

Extra oefenen?
In de online methode, bij Trainen en bij Oefentoetsen.

Slide 38 - Tekstslide