Les 1 Fruit

Lección 1 Fruta
Les 1 Fruit
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lección 1 Fruta
Les 1 Fruit

Slide 1 - Tekstslide

Voorbereiding - Checklist vertellen
  • Stoelen staan in een kring en iedereen zit. Buiten de kring staan eventueel tafels om te schrijven of er worden clip-boards gebruikt.
  • U bereidt een verhaal voor over een keer dat zij/hij iets heeft beleefd met fruit. U gaat opzoek naar verschillende ervaringen die u had met fruit en maakt een lijstje. Uit het lijstje kiest u die ervaring die past bij de deelnemers en houdt rekening met de vertelvorm waarmee hij/zij de impact kan modereren. Houdt het simpel, niet te groot qua emoties, een gemiddelde ervaring die kleur krijgt door details is meestal het effectiefst. De vorm waarin u vertelt staat model voor de deelnemers. Vertel precies en helder.
  • U bereidt de verbindingsvraag voor. In deze les over fruit: 'Wie van jullie wil vertellen over een keer dat je iets hebt meegemaakt met fruit?'
  • Schalen met op iedere schaal een andere fruitsoort, ongeveer per vijf deelnemers een extra fruitsoort toevoegen. Het fruit is schoongemaakt, in stukjes gesneden met en voorzien van prikkers.
  • Drie theedoeken om de schalen mee af te dekken zodat het fruit niet gelijk zichtbaar is.
  • Een blinddoek.
  • Kleurstiften of potloden met een normale punt.
  • (Digi)Bord of flip-over.
  • Belletjes of een ander instrument dat geluid maakt.
  • Een zwarte pen voor alle deelnemers.
  • A8-formaat papier.
  • A5-formaat papier. U legt drie A5-velletjes papier per deelnemer klaar. (Elfjes schrijven)
  • U bereidt A4'tjes voor (staand) met bovenin een kader van ongeveer 10 bij 10 cm. Onder het kader komen twee kolommen. Een voor de ervaring en de andere voor het elfje naar keuze.
  • A4-formaat karton om kaften van te maken en drie ringen om de kaften en bladen mee bijeen te houden. Vanzelfsprekend is hier eigen inbreng mogelijk, zolang het eindresultaat het karakter van een boekje heeft waaraan nog bladzijden kunnen worden toegevoegd.
  • Om de deelnemers in gevarieerde tweetallen te laten werken kunt u de deelnemers bij het binnenkomen of voorafgaand aan deze activiteit bijvoorbeeld gekleurde papiertjes laten trekken, waarna degenen met dezelfde kleur samen een team vormen. Een andere manier is deelnemers met opeenvolgende verjaardagen samen te laten werken. En zo meer...
  • Als u ook een drieluik wilt maken: bedenkt u vooraf een aantal perspectieven die passen bij het onderwerp, waarmee de deelnemers vervolgens aan de slag gaan. Het kan ook zijn dat in gebruikte lesmodules thema's staan die hierbij kunnen aansluiten.
Checklist vertellen
Uw ervaring dient als voorbeeld voor de deelnemers. U kunt met uw eigen ervaring het onderwerp introduceren en beïnvloeden wat en hoe anderen gaan vertellen. Let daarom op de volgende aspecten bij het vertellen over die ervaring: 
  • Begin direct te vertellen, zonder te veel inleiding;
  • Vertel precies en helder;
  • Zorg voor variatie in zinslengte en woordgebruik;
  • Houd de begin-midden-eindstructuur in de gaten;
  • Kies bewust welke bijvoeglijke naamwoorden u kunt gebruiken om extra kleur (informatie) te geven aan de deelnemers;
  • Als er dialogen voorkomen in de ervaring kunt u die ook in uw vertelling opnemen;
  • Neem details in uw vertelling op, waardoor uw ervaring meer tot de verbeelding spreekt;
  • Neem in de beschrijving van uw ervaring één of meer zintuiglijke waarnemingen op;
  • Wees zo volledig mogelijk. Vertel bijvoorbeeld met wie en waar u was, wat er precies gebeurde, hoe dat ging, hoe u zich voelde en hoe anderen reageerden;
  • Stel uzelf vragen als: Wat gebeurde er? Wat deed ik? Wat dacht ik? Wat voelde ik? Hoe reageerde ik? Hoe reageerden anderen? Wat werd er gezegd?;
  • Vertel uitsluitend over een werkelijk gebeurde ervaring. Plaats de ervaring niet langer terug dan drie maanden tot een jaar. Een uitzondering kunt u maken voor een thema als familie, waarbij de ervaringen zich duidelijk kunnen afspelen in het verleden;
  • Houd in de gaten hoelang u bezig bent met vertellen;
  • Vermijd het samenvatten van het verhaal en geef geen conclusie;
  • Oefen het vertellen van de eigen ervaring en het stellen van de verbindingsvraag met bijvoorbeeld een collega of vriend. Zie bij Instrumenten: Vragen stellen - verbindingsvraag;
  • Zorg ervoor dat u zich bij het delen van uw eigen ervaring alleen richt op het losmaken van de verhalen van de deelnemers. Het is niet de bedoeling dat u op zo’n moment kennis overdraagt, omdat het puur gaat om iets wat u heeft beleefd en waarover u onbevangen vertelt. U wilt ook dat de deelnemers onbevangen over hun ervaringen vertellen, zodat ze zich niet beoordeeld voelen. Het gaat om de gelijkwaardigheid tussen de vertellers en niet om het checken van hun kennisniveau;
  • Soms - vooral als deze werkvorm nog onbekend is - wil er niemand vertellen. Dat is niet erg en kan worden opgelost door direct door te gaan met het maken van een lijstje. Maar het heeft de voorkeur dat de deelnemers zich uiteindelijk toch uitgenodigd gaan voelen en hun schroom overwinnen. Het vertrouwen van de deelnemers groeit met de veiligheid die zo worden ervaren;
  • Wanneer de vertelronde even stilvalt, ligt dat meestal niet aan het onderwerp. Er komen vanzelf weer nieuwe verhalen. Ga na één of twee verhalen in de kring met de volgende stap.
Elke keer lezen als een les eindigt en een eigen boek hebben, betekent dat reflectie zich op natuurlijke wijze ontwikkelt.

De bladindeling waarop de definitieve versie wordt geschreven, kan variëren gebaseerd op de inhoud van de les.

In de Beter Verwoorden-serie is gekozen voor een boekje in A4-formaat. In tweede instantie kunnen deze lessen ook uitgebreid worden met meer kennis, onderzoek en praktijk, daarom is er sprake van een drieluik (zie voorbeelden op de Grunberg Academie).


Voorbeeld van een tekst geschreven door een 18-jarige deelnemer:

De rotte appel 
Ongeveer twee maanden geleden speelde ik een spelletje op de laptop. Ik had die middag een appel
gekocht en nu had ik trek. De eerste hap was gewoon normaal. Een lekkere,
zoetzure appel. Bij de tweede hap ging het echter mis. Nog voordat ik het door had, was het al te laat. De meest smerige, rottende smaak verspreidde zich door mijn mond. Ik pakte de prullenbak van onder het
bureau en spuugde de appel uit. Daarna zag ik de appel. Bruin, sompig en rottend
ruikend smeet ik hem de witgespuugde hap achterna. De appel was weg, de smaak niet. Ik snelde naar de keuken. Dronk melk, spoot citroensap in min mond en wreef suiker op min tong. Niets hielp. Pas na anderhalve dag was de smaak volledig verdwenen.
Vooraf

Wat gaan we doen?

Tijd: ± 2 minuten

  1. Spelen
  2. Vertellen&Schrijven&Tekenen
  3. Maken
  4. Presenteren
  5. Uitwisselen

Slide 2 - Tekstslide

Vooraf - de ruimte 
Tijd: ± 2 minuten 
Uitleg: De stoelen staan in een kring. Iedereen zit. Op het bord/ flip-over staat de structuur van de les. 
U kunt dit ook even bespreken. 

Structuur Beter Verwoorden - Laat Je Zien:

Opmaat: Start dynamieken I&II (okergeel)
  1. Eigen ervaring (blauw)
  2. Kennis (donker roze)
  3. Doen - Presenteren (rood)
Evalueren - Reflecteren (donker blauw)


START I

I. Fruitspel

Tijd: ± 5 minuten


'Appel'
'Peer'
'Banaan'

Slide 3 - Tekstslide

I. Fruitspel
Energieke oefening of Spel
Tijd: 5 minuten minimaal, kan langer
Uitleg: De deelnemers zitten in de kring; er is één stoel te weinig, dus er moet iemand staan; de eerste keer is dit de docent. Elke deelnemer krijgt de naam van een van vier verschillende fruitsoorten, bijvoorbeeld: appel, peer, banaan of aardbei. Kies vier fruitsoorten bij een groepsgrootte van twintig (bij grotere groepen steeds per vijf deelnemers een fruitsoort toevoegen). Degene die staat noemt een fruitsoort. De deelnemers met die naam wisselen van stoel. Je mag niet meer terug naar je eigen stoel. De staande persoon gaat ook zitten op een van de vrijgekomen stoelen. Degene die nu overblijft zonder stoel is degene die op zijn beurt de naam van een fruitsoort roept. Na een aantal rondes introduceert de docent de ‘fruitmand’ en dan verwisselt iedereen van plek. 
Je kunt het spel ook variëren door per keer twee of drie fruitsoorten te noemen. 

Effect van het spel: energie, fysieke alertheid en concentratie verhogen, groepsdynamica en ontspanning/plezier stimuleren. 
START II


Beschrijven
II.A.  Raden 

Tijd: ±5-10 minuten



?

Slide 4 - Tekstslide

II.A. Spel 1: Beschrijven en raden
Fysieke activiteit passend bij het onderwerp
Tijd: ± 10 minuten/ Hele groep
Uitleg: De docent start als voorbeeld met een beschrijving van een vrucht. De naam van de vrucht wordt niet genoemd, alleen de kenmerken van het fruit worden beschreven. De groep raadt. Degene die het goede antwoord geeft, krijgt de beurt om te beschrijven en wordt dan de leider. Afhankelijk van het sociale vermogen van de groep laat je ze roepen of geef je ze de beurt. Degene die beschrijft is de leider.


START II


Beschrijven
II.B.  Proeven 

Tijd: ±10 minuten



Slide 5 - Tekstslide

II.B. Spel 2: Proeven en omschrijven
Tijd: ± 10 minuten / Hele groep
Activiteit passend bij het onderwerp
Uitleg: Een deelnemer wordt geblinddoekt en proeft een stukje fruit en beschrijft wat hij proeft. De kernwoorden worden op het bord geschreven. Daarna proeft iedereen hetzelfde fruit en kunnen er extra woorden worden toegevoegd. Een aantal deelnemers geeft een beschrijving. 

Alternatief
De docent kan ook niet-gesneden fruit onder een doek leggen. Eén iemand wordt geblinddoekt. Hij kiest een stuk fruit en beschrijft wat hij voelt. (Hij mag niet meteen zeggen wat hij denkt dat het is.) 

Effect van de oefening van alle oefeningen: het ontwikkelen van waarneming en taligheid. 

Voorbereiding
  • Schalen met op iedere schaal een andere fruitsoort, ongeveer per vijf deelnemers een extra fruitsoort toevoegen. Het fruit is schoongemaakt, in stukjes gesneden en voorzien van prikkers;
  • Vier theedoeken om de schalen mee af te dekken, zodat het fruit niet gelijk zichtbaar is;
  • Een blinddoek;
  • Belletjes of een ander instrument dat geluid maakt;
  • Bord of flip-over.

Omgangsvormen
  • Degene die aan het woord is wordt niet onderbroken. 

  • Vragen kunnen na het vertellen worden gesteld. Vragen worden gesteld op basis van    nieuwsgierigheid en over iets dat nog onduidelijk is. 

  • Geen commentaar op elkaar.
 

Slide 6 - Tekstslide

Vooraf
Tijd: ± 2 minuten/ Hele groep
Uitleg: De deelnemers zitten in een kring. U bespreekt de omgangsvormen indien nodig. een eerste keer is het goed om de basisregels voor het uitwisselen samen met de deelnemers overeen te komen op basis van deze drie/vier voorgestelde basisregels.
Iedereen kent de omgangsvormen: 
  • Als iemand spreekt, luisteren de anderen zonder te onderbreken. 
  • Stel hier nooit vragen die gericht zijn op kennis. Het gaat om de ervaring.
  • Geen commentaar op elkaar. 
Afhankelijk van de deelnemers kan een vierde regel worden toegevoegd: je blijft op je eigen plek.

Het is handig om de regels zichtbaar te houden voor alle deelnemers. Als u denkt dat het gebruik van pictogrammen nuttig is voor uw deelnemers, doe dat dan.

Zo het gemakkelijker om aan te geven welk gedrag verwacht wordt zonder woorden te gebruiken en wordt voorkomen dat de flow van de les wordt onderbroken. De duidelijkheid bevordert de veiligheid.





Mijn verhaal vertellen
timer
3:00

Slide 7 - Tekstslide

Persoonlijke ervaringen delen 
3+4  minuten - alle deelnemers
UitlegU vertelt over een keer dat u iets beleefd heeft met fruit; daarna kunnen er vragen worden gesteld*
Als u tijd wilt steken in delen in de kring stelt u de verbindingsvraag-uitnodiging: of er deelnemers zijn die willen vertellen over een keer dat ze iets beleefden met fruit. 
Deze vraag stelt u pas als de deelnemers voldoende vragen hebben gesteld nadat u uw ervaring-verhaal heeft gedeeld. U kunt deze uitnodiging ook meenemen bij de opdracht bij de dia 'De uitnodiging-Lijstje-Kiezen'.

U deelt uw ervaring met de deelnemers, rekening houdend met het volgende:
  • Begin direct te vertellen, zonder al te veel inleiding;
  • Vertel precies en duidelijk;
  • Houd in de gaten hoe lang u vertelt;
  • Vermijd een samenvatting van het verhaal en geef geen conclusie;
  • Wanneer u uw eigen ervaring deelt, zorg er dan voor dat u zich alleen richt op het losmaken van de verhalen van de deelnemers. Het is niet je bedoeling om op zo'n moment kennis over te dragen, want het gaat puur om iets wat je hebt meegemaakt en waarover je onbevangen praat. U wilt ook dat de deelnemers onbevangen over hun ervaringen praten en zich niet veroordeeld voelen. Het gaat om gelijkheid tussen de vertellers en niet om het controleren van hun kennisniveau;
Soms - vooral als deze werkvorm nog onbekend is - wil niemand van de deelnemers vertellen. Dit is geen probleem en kan worden opgelost door direct door te gaan met lijstje maken. Maar het is beter dat de deelnemers zich uiteindelijk uitgenodigd gaan voelen en hun schroom overwinnen. Het vertrouwen van de deelnemers groeit met de ervaren veiligheid;
  • Als de vertelsessie een tijdje stopt, ligt dat meestal niet aan het onderwerp. Nieuwe verhalen komen vanzelf. 
  • Ga na één of twee verhalen in de kring verder met de volgende stap. Of als u minder tijd heeft kunt u gelijk doorgaan met de uitnodiging en lijstje maken van ervaringen en kiezenIn deze les gaat het om ervaringen die de deelnemers hebben gehad met fruit...
  • Als iemand vertelt dan luisteren de anderen tot de verteller klaar is en mag dan vragen stellen over de gedeelde ervaring. 

Belangrijk*
Geef ruimte aan vragen over de ervaring, geen vragen over kennis.
U nodigt de deelnemers uit om vragen te stellen over de gerelateerde ervaring over nieuwsgierigheden die ze hebben of iets dat onduidelijk blijft.
 

Luisteren en vragen stellen
timer
4:00

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg: Uitwisselen verbetert het luisteren en maakt het stellen van vragen mogelijk.

Deelnemers ervaren hoe het is als anderen aandachtig naar hen luisteren, hoe het is om vragen te krijgen en wat ze daarmee kunnen doen. Dit proces verloopt op natuurlijke wijze. Elke keer wordt een verteller beter in het vertellen en worden de luisteraars scherper in het luisteren.
Rondgeven van materialen
timer
2:00
A8

Slide 9 - Tekstslide

Rondgeven van materialen
Tijd: 2 minuten
Uitleg: Je krijgt een stapeltje papiertjes, neem er een af voor jezelf en geef de rest door aan je buurman/vrouw.
Je krijgt pennen, neem er een voor jezelf en geef de rest door.










De uitnodiging - Lijstje - Kiezen
timer
3:00
1.

2.

3.

Slide 10 - Tekstslide

De uitnodiging - Lijstje - Kiezen
Tijd: 2-4 minuten
Uitleg: 
  • Schrijf op je papiertje nu 1.-2.-3.  Zie het voorbeeld op het bord.
  • Ga bij jezelf na welke ervaringen je hebt gehad met fruit. Kies er drie en schrijf iedere ervaring in één woord op. Het is alleen bedoeld zodat jijzelf met dat woord je gelijk herinnert wat je meemaakte. Dit is voor jezelf en blijft privé. Heb je niet drie ervaringen geen probleem. Heb je meer ervaringen kan je het lijstje uitbreiden.
  • Kies de ervaring die je met de groep kunt en wilt delen. 
  • Omcirkel deze keuze.
  • Berg de pen op.




Delen in tweetallen
timer
6:00

Slide 11 - Tekstslide

Delen in tweetallen
Tijd: 6-10 minutes

Uitleg: De deelnemers worden in tweetallen verdeeld (verschillende manieren mogelijk) door ze een nummer 1 of nummer 2 te geven. Vervolgens krijgen ze de opdracht om hun gekozen ervaring te vertellen, nummer 1 begint. Nummer 2 luistert en wacht tot het einde om vragen te stellen over dingen die onduidelijk of interessant zijn. Wissel vervolgens de rollen om. Laat een geluid klinken als aanwijzing dat de rollen wisselen.

De deelnemers ervaren hoe het is als anderen aandachtig naar hen luisteren, hoe het is om vragen te krijgen en wat ze daarmee kunnen doen. Dit proces verloopt natuurlijk. Elke keer wordt een verteller beter in het vertellen en worden de luisteraars scherper in het luisteren. 

Effect: De deelnemers oefenen met de werkvormen van Laat je zien aandachtig luisteren. Ze ervaren plezier als hun eigen ervaringen de aandacht krijgen die ze verdienen en kunnen op hun beurt anderen dit plezier ook geven. Door met aandacht te luisteren oefenen de deelnemers tegelijkertijd hun focus en concentratie.
Rondgeven van materialen
timer
2:00
A6

Slide 12 - Tekstslide

Rondgeven van materialen
Tijd: 2 minuten
Uitleg: Je krijgt een stapeltje papiertjes, neem er een af voor jezelf en geef de rest door aan je buurman/vrouw.

De pen die je eerder hebt opgeborgen kun je nu weer pakken en gebruiken.







Schrijf jouw verhaal - versie 1   
timer
10:00

Slide 13 - Open vraag

Schrijf je verhaal - versie 1
Tijd: 5-10 minuten - Individueel
Uitleg: Schrijf nu je verhaal op het A6 papier (gebruik het verticaal) zoals je het hebt verteld aan je teamgenoot. Schrijf het zoals je het hebt verteld, niet ingekort of samengevat.
Je gaat na of je de dingen die je vertelde naar aanleiding van de vragen van je gesprekspartner in je verhaal kunt opnemen. 
Als je lang hebt verteld kun je een gedeelte kiezen om op te schrijven. 
Je gaat de eerste versie van je tekst opschrijven. Als je vragen hebt, laat het even weten door je hand op te steken of naar me toe te komen.

Afhankelijk van de zelfstandigheid van de groep kunt u rondlopen of kiezen voor een vaste plek. 
Als u op een vaste plek gaat zitten laat dan de deelnemers een voor een aanschuiven. Instructie: Bij vragen kan je naar mij toekomen maar alleen als er niemand anders staat. Maak je geen zorgen iedereen komt aan de beurt.

Het schrijven gebeurd eerst in het klad. Er kan gekozen worden voor verschillende manieren om het klad te redigeren. U kunt beslissen of de deelnemers het verhaal in LessonUp of op hun blad schrijven.
Bij de directe vorm schrijft de deelnemer versie 1 - klad, kijkt het na, corrigeert het, en schrijft als laatste de definitieve versie 2 op de 'nette' bladzijde voor zijn/haar boek. 

Bespreken en editten van teksten kan op verschillende manieren. In de serie Beter Verwoorden wordt meestal de kortste manier gebruikt, 'Snel in het net - versie 2'. Als u in teams wilt laten werken kunt u kiezen voor ' Langer in het net - versie 2'
Rondgeven van materialen
timer
2:00
Eindversie bladzijde

Slide 14 - Tekstslide

Rondgeven van materialen
Tijd: 2 minuten
Uitleg: Je krijgt een stapeltje eindversie bladen, neem er een af voor jezelf en geef de rest door aan je buurman/vrouw.

De pen die je eerder hebt opgeborgen kun je nu weer pakken en gebruiken.

Voorbereiden
  • U bereidt A4'tjes voor (staand) met bovenin een kader van ongeveer 10 bij 10 cm. Onder het kader komen twee kolommen. Een voor de ervaring en de andere voor het elfje naar keuze.







Snel in het net - versie 2
timer
10:00

Slide 15 - Open vraag

1. Redigeren - Snel
Zelfstandig bewerken - versie in het net
Tijd: ±10 minuten
UitlegLees je tekst rustig na op spelfouten. Verbeter in je klad-versie 1.
Bij twijfel steek je je vinger op en stel je een vraag. 
U schrijft het antwoord op het bord zodat de andere deelnemers het kunnen zien, een tijdelijk openbaar woordenboek.
Algemene instructies die u kunt voorbereiden op het digi/bord of groot vel papier:
  • Controleer of je zinnen met een hoofdletter bent begonnen en of je een punt hebt gebruikt aan het einde van een zin.
  • Controleer bij het herlezen of je rekening hebt gehouden met de structuur van je verhaal: een begin - midden - einde. De deelnemers kunnen desgewenst zinnen toevoegen om deze structuur aan hun verhaal toe te voegen.
  • We hebben deze regels al besproken, lees je tekst nog eens na en kijk of je ze gebruikt hebt. U geeft een overzicht van de regels voor grammatica, zinsbouw of spelling die op dit moment bekend zijn bij de deelnemers zodat de deelnemers hun tekst hierop kunnen controleren. Een overzicht hiervan kan door u worden verstrekt op posters/digibord. De deelnemers kunnen ook een schrift hebben met regels.
U kunt besluiten om een uitgebreidere vorm van redactie op te nemen. Dit kan op verschillende manieren gebeuren:
  • Bewerken in tweetallen - licht         Tijd: ± 10 minuten (dia Langer in het net in dit lesplan)
  • Bewerken in tweetallen - intensiever Tijd: ± 20 minuten
  • Klassikaal redigeren                           Tijd: ± 50 minuten
  • Redactie kantoor                                 Tijd: ± 55 minuten
Redactie in tweetallen - licht 
Instructie voor de deelnemers
  1. U maakt tweetallen en geeft aan dat de deelnemers in hun tweetallen hun teksten uitwisselen.
  2. Nummer één leest de tekst van nummer twee voor en andersom.
  3. Neem de tijd, bereid het voorlezen voor en laat je teamgenoot zijn tekst horen. Voorlezen laat een tekst klinken en brengt hem tot leven. Het geeft de schrijver de gelegenheid om zijn eigen woorden terug te horen en te luisteren en te ervaren of zijn tekst klopt qua ritme, zinsbouw en inhoud. Het stimuleert het bewustzijn van het effect van de geschreven tekst en hoe die door de ander wordt begrepen.
  4. De deelnemers kunnen nu hun eigen tekst aanpassen op basis van wat ze hebben gehoord en de instructies van de onafhankelijke redactie. Het gaat om het aanscherpen van formuleringen en het eventueel toevoegen van extra informatie die je verhaal duidelijker maakt.

Redactie in tweetallen - intensiever
Instructie voor de deelnemers
  1. U maakt tweetallen en geeft aan dat de deelnemers in hun tweetallen hun teksten uitwisselen.
  2. De deelnemers lezen elk de tekst van de ander uit hun team en onderstrepen de woorden waarover ze twijfelen. Soms twijfelt de lezer over iets maar klopt het wel, dat is geen probleem. Alle onderstreepte twijfels (spelling, grammatica en stijl) moeten zoveel mogelijk als vragen worden geformuleerd.
  3. Het is de bedoeling dat de deelnemers de teksten in gesprek doornemen. De schrijver krijgt zijn eigen tekst terug met de onderstreepte woorden. Als team nemen de deelnemers alle vragen door en proberen ze op te lossen (woordenboeken, Ipads/telefoons en boeken ter ondersteuning).
Alle tweetallen werken zelfstandig en kunnen u vragen stellen als ze een expert nodig hebben. 
U schrijft antwoorden over spelling op het bord en creëert zo een klassikaal woordenboek -naslagwerk. 
Nadat de teksten zijn besproken, begint elke eigenaar met het herschrijven van zijn eigen tekst, definitieve versie.

Redactie in de klas
Klassikaal werken aan teksten gebeurt door samen te kijken naar een tekst van een van de deelnemers, die de leertekst wordt genoemd.
Deze werkvorm komt uit Taalvorming.

Instructie:

  1. U en een deelnemer spreken af de tekst voor de klas te bewerken.
  2. De andere deelnemers worden verdeeld in groepjes van drie tot vijf. 
  3. In elke groep wijst u een secretaris aan door een van de deelnemers in die groep pen en een strook papier te geven. De secretaris schrijft de vragen van zijn groepje op.
  4. De deelnemer die zijn tekst openbaar laat bewerken, leertekst, kiest een groep deelnemers die zijn googelaars en/of woordenboekspecialisten worden.
  5. De deelnemer met de leertekst schrijft zijn tekst op het (digi)bord.
  6. De andere deelnemers lezen de tekst en bereiden per groepje één tot drie vragen voor over de tekst: over spelling, grammatica, stijl en formulering. De opmerkingen die ze hebben moeten in vragende vorm zijn. De secretaris schrijft ze op.
  7. Als de groep klaar is met de vragen, komt een van hen, niet de secretaris, naar voren om de woorden waaraan de vragen zijn gekoppeld in de leertekst te onderstrepen. Verschillende groepen kunnen een vraag stellen over dezelfde delen van de tekst (elke groep heeft zijn eigen kleur). Nu hebben alle groepen de vragen die in de leertekst staan aangegeven.
  8. U kunt ook drie vragen stellen en daarmee richting geven aan de kennis die ze wil overbrengen. Zij voegt haar vragen als laatste toe.
  9. De eigenaar van de leertekst begint zijn tekst te lezen, wanneer hij een vraag tegenkomt, zichtbaar door een teken of onderstreping, stopt hij en vraagt de groep die de vraag heeft onderstreept de vraag hardop voor te lezen. Het antwoord op de vraag mag de lerende tekstdeelnemer zelf geven met de leraar en zijn googelaars/woordenboekspecialisten als ondersteuners.
Als de deelnemer van de leertekst te verlegen is, neemt u een grotere rol op zich. Het proces is gericht op het samen leren van de tekst. Niet om iemand op zijn fouten te wijzen. De vragen worden dus één voor één behandeld. Zo komen verschillende regels van grammatica, spelling en stijl aan bod. De facilitator kan naar behoefte en niveau extra uitleg geven. De deelnemers maken aantekeningen. U kunt belangrijke regels die nog niet algemeen bekend zijn extra ondersteunen door ze langere tijd zichtbaar te houden in de klas. 

De keuze van de vorm waarin kennis wordt aangeboden hangt af van het niveau van de deelnemers en de fysieke mogelijkheden in de leeromgeving. Na de behandeling van de leertekst zijn allerlei punten besproken waarmee anderen nu ook hun eigen teksten kunnen gaan bewerken/verbeteren. Dit kan in tweetallen en individueel (zie Zelf bewerken of Bewerken in tweetallen). De punten kunnen op het digibord staan, op een poster aan de muur of in het notitieboekje/ schrift van elke deelnemer.

Redactiebureau 
Als de groep gevorderd is, kan de begeleider een "redactiebureau" opzetten. Een groep deelnemers controleert de verhalen op spelfouten, interpunctie en zinsbouw. Ze corrigeren de tekst niet, maar onderstrepen wel woorden waarover een vraag bestaat. Ze kunnen ook schriftelijk een inhoudelijke vraag stellen aan de schrijver van de tekst. De deelnemers rouleren zodat iedereen de kans krijgt om te experimenteren met de rol van redacteur.


Langer in het net - versie 2
timer
20:00

Slide 16 - Open vraag

2. Redigeren - Langer - Tijd: 2x10 minuten
Tekst in het net - A. Tussentijds voorlezen
Tijd: ± 1x10 minuten
Uitleg: Twee aan twee lezen de deelnemers elkaars tekst voor. De schrijver kan zo aandachtig luisteren en ervaren of zijn tekst qua ritme, zinsbouw en inhoud klopt. De lezer oefent zijn lezen (uitspraak, verstaanbaarheid en ritme). Daarna draaien de rollen om. Zo heeft iedereen zijn tekst gehoord, een voorbereiding op het redigeren. 

B. In het net schrijven - versie 2
Tijd: ± 10 minuten/ Individual
Instructie: Nu je weet hoe je je tekst kunt aanpassen zodat hij beter kan worden begrepen door een lezer schrijf je je tekst nog een keer op. Je schrijft op het antwoordblad of op het speciaal daarvoor uitgereikte papier.* Schrijf je tekst nu precies onder het kader. Neem alle suggesties voor verbeteringen mee. Dit is de laatste versie van je tekst. Als je vragen hebt, laat het even weten.** 

Bij het editten kunnen de deelnemers in hun team overleggen. Ook kunnen  ze u benaderen met vragen. U schrijft antwoorden over spelling op het bord, waardoor een klassikaal woordenboek ontstaat. 

Algemene instructies die u kunt voorbereiden op het digi/bord of groot vel papier:
Controleer of je zinnen met een hoofdletter bent begonnen en of je een punt hebt gebruikt aan het einde van een zin.
Controleer bij het herlezen of je rekening hebt gehouden met de structuur van je verhaal: een begin - midden - einde. De deelnemers kunnen desgewenst zinnen toevoegen om deze structuur aan hun verhaal toe te voegen.
We hebben deze regels al besproken, lees je tekst nog eens na en kijk of je ze gebruikt hebt. U geeft een overzicht van de regels voor grammatica, zinsbouw of spelling die op dit moment bekend zijn bij de deelnemers zodat de deelnemers hun tekst hierop kunnen controleren. Een overzicht hiervan kan door u worden verstrekt op posters/digibord. De deelnemers kunnen ook een schrift hebben met regels.

In het net schrijven is een training in precisie: het reflecteren op de kladversie, het verbeteren van woorden en zinsopbouw en het oefenen van de fijne motoriek. Het vergt concentratie op allerlei niveaus. De verhalen van de schrijvers krijgen zo de aandacht die ze verdienen. 

Na het in het net schrijven van hun tekst gaan de deelnemers verder met het maken van een beeld. De docent kan ook kiezen om deze opdracht uit te stellen tot een moment waarop de energie van de groep vraagt om rust of ontspanning.

* Het papier waarop de tekst in het net geschreven wordt kan variëren afhankelijk van de presentatievorm. In de serie Beter Verwoorden is gekozen voor een boekje op A4-formaat. In een tweede instantie kunnen deze lessen ook worden uitgebreid met meer kennis, onderzoek en praktijk, daarvoor is er een drieluik-blad als presentatievorm (zie de voorbeelden). 

**Afhankelijk van de zelfstandigheid van de groep kan de docent rondlopen of kiezen voor een vaste plek.


timer
10:00
Vierkant 
10 bij 10
Plek & Fruit

Slide 17 - Tekstslide

Beeld - Plek & Fruit 
Tijd: ± 10 minuten - Individueel
Uitleg: Er wordt getekend met een zwarte pen. De deelnemers tekenen de plek waar de gebeurtenis plaatsvond waarover ze hebben verteld. Als er meerdere plekken zijn, kiezen ze er eentje uit. Dan tekenen ze met een kleurstift in het groot de vrucht waarover ze hebben verteld eroverheen.

Als de pagina af is doen de deelnemers hem in hun boekje.

Voorbereiden
  • Voor elke deelnemer een A4 blad met kader van 10 bij 10 cm. minimaal.
  • Kleurstiften of potloden met een normale punt.
  • Eén zwarte pen per deelnemer.
Een gedicht van 11 woorden

timer
15:00

Slide 18 - Tekstslide

Een gedicht van elf woorden
Tijd: ± 10 minuten / Tweetallen
Uitleg: De deelnemers gaan korte gedichtjes van elf woorden maken (elfjes). Het format van een elfje is: regel 1=1 woord, regel 2=2 woorden, regel 3=3woorden, regel 4=4 woorden, regel 5=1 woord.

Instructie: U laat de deelnemers een woord uit hun tekst kiezen om mee te beginnen.
U begeleidt per regel.
Regel 1 = Het eerste woord dat jullie hebben gekozen uit jullie tekst.
Regel 2 = Twee woorden die iets zeggen over je eerste woord.
Regel 3 = Drie woorden over hoe het ruikt.
Regel 4 = Vier woorden over de plek.
Regel 5 = Een laatste woord ter afsluiting of de herhaling van het eerste woord.
De instructies bij iedere regel kunnen variëren. 

Na het schrijven van 2 a 3 elfjes kiest de schrijver er eentje uit om voor te voordragen. U deelt de deelnemers in, in tweetallen. Samen overleggen de teamleden hoe ze elkaars presentatie van het elfje kunnen begeleiden met een beat of klanken. Denk hierbij aan bodydrum. 

In een groep met deelnemers die gewend zijn te werken met elfjes kun je ook tweetallen maken en ze elkaar laten begeleiden. 

Effect: samenwerken, muzikaliteit van woorden, associëren, ontspannen en plezier
Elfjes met beat & klank
timer
15:00

Slide 19 - Tekstslide

Elfjes met beat & klank
Tijd: ± 2 minuten per tweetal (±15minuten)
Uitleg: De deelnemers zitten in de kring en twee aan twee presenteren ze hun elfje met muzikale begeleiding. Na iedere presentatie is er een kort applaus. U geeft telkens met een geluid het signaal om door te gaan. Het is belangrijk het tempo erin te houden. 

Na afloop is er kort tijd om na te bespreken vervolgens gaan de deelnemers hun elfje in het net schrijven. Dit kan ook op een andere dag.

Voorbereiden
  • Elke deelnemer A4 blad met kader en daaronder een tweedeling: links staat de ervaring en rechts staan de elfjes.
  • U zorgt ervoor dat er een plek is om even te gaan staan als tweetal om te presenteren.
  • Belletjes of een ander instrument dat geluid maakt.
  • Voor de deelnemers: spreek rustig en goed verstaanbaar. Neem je tijd en ontvang je applaus.

Nabespreken
timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide

Nabespreken
Tijd: ± 5-10 minuten
Uitleg: Na de presentatie is er kort tijd om uit te wisselen over de ervaring van het presenteren.

Als u wilt dat iedereen meedoet, kunt u de deelnemers uitnodigen om kort iets te zeggen over hun ervaring van het presenteren. 

U kunt ook elk team uitnodigen om iets te vertellen over hoe ze zich hebben voorbereid op de presentatie en hoe het voor hen was.



Lezen in de kring



Tijd: ± 1x15 minuten


Ik was met mijn grootmoeder in Frankrijk. Ik ging naar de achtertuin. En toen keek ik naar mijn boom en zag dat er een peer rijp was, toen ik dat zag, ging ik hem meteen plukken. Ik ging het eten en het was helemaal niet rijp.
Frankrijk
ruikt goed
een smakelijke peer
van mijn Franse boom
mmmmmm

maduro
pera madura
sabrosa pera
una bonita pera madura
Lástima

Slide 21 - Tekstslide

Lezen in de kring
Tijd: ± 15 minuten
Uitleg: De deelnemers lezen één voor één hun tekst voor en laten hun tekening aan de groep zien. Zo ontwikkelen ze beetje bij beetje een gevoel voor presentatie.

U kunt instructies geven zodat ze iets luider of duidelijker lezen en tegelijkertijd hun plaats innemen en naar de anderen kijken. Maar dit moet rustig worden besloten en altijd met respect voor het gevoel van veiligheid.

U kunt aan het einde vragen hoe de deelnemers zich voelen en dit in één woord zeggen.

Elke keer lezen als een les eindigt en een eigen boek hebben, betekent dat reflectie zich op natuurlijke wijze ontwikkelt.


Terugkijken
Hoe voel je je?
- in één woord of één zin -

Slide 22 - Woordweb

Reflectie
Tijd: ± 5-10 minuten
Uitleg: U nodigt alle deelnemers uit om in één woord te zeggen hoe zij zich tijdens het presenteren hebben gevoeld.

Daarnaast vraagt u iedere deelnemer: 
'Wat van deze les kun je in je dagelijkse leven gebruiken?'