Formatieve overhoring chapitre 2

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Traduis
l'écran

Slide 2 - Open vraag

Traduis:
connaitre

Slide 3 - Open vraag

Traduis:
de vrije tijd

Slide 4 - Open vraag

Traduis:
elkaar treffen

Slide 5 - Open vraag

Welk woord past in de zin?
Je regarde une saison chaque/ dur semaine

Slide 6 - Open vraag

Welk woord past in de zin?
Je passe/ commence beaucoup de temps devant la télé.

Slide 7 - Open vraag

Welk woord past in de zin?
Leur weekend a été plutôt/ dur cool

Slide 8 - Open vraag

Traduis:
Wat doe je nog meer?

Slide 9 - Open vraag

Traduis:
Ik vind het leuk om naar de stad te gaan met mijn vrienden

Slide 10 - Open vraag

Beschrijf 2 dingen die je in het weekend doet

Slide 11 - Open vraag

Vertel wat je lievelingsserie is

Slide 12 - Open vraag

App. 3 Voorzetsel & Lidwoord

à l'
de l'
du
au
à la
de la
des
aux
à + klinkerw.
à + vrouw
de + meerv.
à + man
à + meerv.
de + klinkerw.
de + vrouw
de + man

Slide 13 - Sleepvraag

Vul in: du, de la, de l', des:
L'auberge _____ ville est à 1 km.

Slide 14 - Open vraag

Vul in: du, de la, de l', des:
C'est le but _____ jeunes.

Slide 15 - Open vraag

Vul in: au, à la, à l', aux:
On participe _____ ouverture.

Slide 16 - Open vraag

Vul in: au, à la, à l', aux:
C'est _____ début du film.

Slide 17 - Open vraag

Remplis: à l'/ à la/ au/ aux
Elles vont manger .... pizzéria.

Slide 18 - Open vraag

Remplis: à l'/ à la/ au/ aux
Ils vont ... collège à vélo.

Slide 19 - Open vraag

Remplis: de l'/ de la/ du/ des
J'adore le personnage ... acteur principal.

Slide 20 - Open vraag

Remplis: de l'/ de la/ du/ des
C'est le réalisateur ... film.

Slide 21 - Open vraag

Traduis:
Ik heb zin om naar het restaurant te gaan.

Slide 22 - Open vraag

Hoe maak je de présent van het regelmatig werkwoord op -ir?

Slide 23 - Open vraag

Regelmatige ww op -IR  présent
Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
ISSONS
ISSEZ
ISSENT
IT
IS
IS

Slide 24 - Sleepvraag

Welke vorm is goed?
A
je finie
B
je finis
C
je finit

Slide 25 - Quizvraag

je
Suzanne et Pierre
vous
Sophie
Jan et moi
finissez
finissent
finis
choisit
réagissons

Slide 26 - Sleepvraag

Welke vorm hoort er bij:
Charlotte......
A
grandis
B
grandit
C
grandissent

Slide 27 - Quizvraag

Welke vorm is goed?
A
tu rougi
B
tu rougit
C
tu rougis
D
tu rougie

Slide 28 - Quizvraag

1) Het hulpwerkwoord:
avoir        of          être

j'ai                           je suis
tu as                      tu es
il/elle/on a          il/elle est
nous avons        nous sommes
vous avez            vous êtes
ils/elles ont        ils/elles sont
2) het voltooid deelwoord

het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord maak je door de -r- van het hele werkwoord af te halen

choisir - choisi - j'ai choisi
remplir - rempli - elle a rempli
grandir - grandi - ils ont grandi

Slide 29 - Tekstslide

welke vorm is goed?
A
nous avons réussi
B
nous avons réussir
C
nous avez réussi
D
vous avez réussir

Slide 30 - Quizvraag

Laatste vraag!
Hoe maak je het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord op -ir?

Slide 31 - Open vraag

vertaal: moeilijk

Slide 32 - Open vraag

vertaal: dat bevalt me

Slide 33 - Open vraag

vertaal: vanaf

Slide 34 - Open vraag

vertaal: aider les gens

Slide 35 - Open vraag

vertaal: la profession

Slide 36 - Open vraag

vertaal: l'avenir

Slide 37 - Open vraag