Week 20

¡Bienvenidos a la clase de Español!
Meneer Gómez
Hoy es ___________
Mañana es _____________
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos a la clase de Español!
Meneer Gómez
Hoy es ___________
Mañana es _____________

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy? 
(Wat gaan wij vandaag doen?)
1. Pak je schrift, tekstboek en extra bladen: Vraagwoorden en aanwijzend voornaamwoorden
2. OEFENEN VOOR DE TOETS













.


Slide 2 - Tekstslide

¿Cuál es nuestro objetivo?
In het eind van de les:
1. Ik heb genoeg geoefend voor de SO.

Wat is ons doel?

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg:  het aanwijzend voornaamwoord

Slide 4 - Tekstslide

Aanwijzende voornaamwoorden
Singular (EV)
Mannelijk
Vrouwelijk
Dichtbij
Este libro
Dit boek
Esta casa
Dit huis
Verweg
Ese libro
Dat boek
Esa casa
Dat huis
Plural (MV)
Dichtbij
Estos libros
Deze boeken
Estas casas
Deze huizen
Verweg
Esos libros
Die boeken
Esas casas
Die huizen

Slide 5 - Tekstslide

HET LIDWOORD
Zelfstandige naamwoorden zijn mannelijk of vrouwelijk
Bij een mannelijk zelfstandig naamwoord hoort een mannelijk lidwoord.
Bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord hoort een vrouwelijk lidwoord.
Zet je het woord in meervoud, dan verandert het lidwoord mee.
Bepaald (de / het)
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
el 
la
meervoud
los
las

Slide 6 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden
1. zelfstandige naamwoorden op een -o  eindigen zijn bijna altijd mannelijk
El niño                                     El  chico                                                  El primo
El hermano                           El  abuelo                                            El tío

2. zelfstandige naamwoorden die op een -a eindige zijn (bijna) altijd vrouwelijk
La niña                                  La hija                                                       La herman
La cas                                 La abuel                                                La tí



Slide 7 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoorden
Wat zijn zelfstandig naamwoorden?
Zelfstandig naamwoorden zijn woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten. Je gebruikt ze voor: dieren, mensen, dingen,

In het Spaans zijn er vrouwelijke  en mannelijke zelfstandig naamwoorden.




El niño
La niña

Slide 8 - Tekstslide

Página 70
Ejercicio 28-29-30.
timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

Lidwoord
Bepaald (de / het)
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
el 
la
meervoud
los
las
Onbepaald (een)
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
un
una
meervoud
unos
unas

Slide 10 - Tekstslide

el
la
los
las
.......  libro
... familia
... cuadernos
... ciudades (steden)
Koppel de lidwoorden met woordjes

Slide 11 - Sleepvraag

Vraagwoorden
Vraagwoord
Betekenis
¿Cómo?
¿Cuándo?
¿Cuánto/a/os/as?
¿Dónde?
¿Quién? + ¿Quién(es)?
¿Qué?
¿Cuál/ Cuáles?

Slide 12 - Tekstslide

Signaalwoordenlijst p.1 'Vraagwoorden'
Hoeveel?
A
¿Cómo?
B
¿Cuándo?
C
¿Cuál?
D
¿Cuánto? / ¿Cuántos? / ¿Cuántas?

Slide 13 - Quizvraag

Welk vraagwoord heb je nodig?

Waar woon je?
A
¿Cuánto?
B
¿Cuándo?
C
¿Quién?
D
¿Dónde?

Slide 14 - Quizvraag

Welk vraagwoord heb je nodig?

Hoe heet jij?
A
¿Cómo?
B
¿Cuál?
C
¿Cuándo?
D
¿Cuánto?

Slide 15 - Quizvraag

Welk vraagwoord past in deze zin?

¿ _____________ es Taylor Swift?
A
Cómo
B
Quién
C
Cuántos
D
Dónde

Slide 16 - Quizvraag

Welk vraagwoord past in deze zin?

¿ _____________ está la universidad?
A
Cómo
B
Qué
C
Cuánto
D
Dónde

Slide 17 - Quizvraag

Welk vraagwoord moet in de zin komen:

¿ ____________ patatas has comido?
A
Cuántas
B
Dónde
C
Cuándo
D
Quién

Slide 18 - Quizvraag

Welk vraagwoord moet in de zin komen:

¿ ____________ es tu cumpleaños?
A
Cuántas
B
Dónde
C
Cuándo
D
Quién

Slide 19 - Quizvraag

Welk vraagwoord past het beste bij de zin?
¿(Waar) _____ puedes comer dulce de leche?
¿(Wie) _____ ha comido chile con carne?
¿(Wanneer) _____ cocinamos una paella?
¿(Waarom) _____ no tienes hambre?
quién
por qué
cuándo
dónde

Slide 20 - Sleepvraag

¿ Qué? VS ¿Cuál? ¿Cuáles?

Slide 21 - Tekstslide

Qué - Wat? of Welk/Welke?
1. Met een werkwoord
- ¿Qué comes?
- ¿Qué bebes en la noche?

2. Met een zelfstandige naamwoord - WELK/WELKE
- ¿Qué música te gusta?

 3. Met het werkwoord ZIJN: Dan vraag je voor een betekenis
¿Qué es Paella?
¿Qué es Tik Tok?
¿Qué es Snapchat?
Cuál/ Cuáles? - Wat
1. Alleen met het werkwoord ZIJN

- ¿Cuál es tu nombre?
- ¿Cuál es tu música favorita?
- ¿Cuáles son tus deportivos favoritos?

Slide 22 - Tekstslide

-¿....días practicas natación?

A
qué
B
cuál
C
cuáles

Slide 23 - Quizvraag

¿.... es la capital de Argentina?
A
cuál
B
qué
C
cuáles

Slide 24 - Quizvraag

_____________has hecho el fin de semana?

A
¿Cuál
B
¿Cuáles
C
D
¿Qué

Slide 25 - Quizvraag

¿Qué- cuál- cuáles?
"¿....es tu plato preferido?
A
¿Cuáles
B
¿Cuál
C
¿Qué

Slide 26 - Quizvraag

¿.... es la capital de México?
A
Cuál
B
Qué
C
Cuáles

Slide 27 - Quizvraag

...... es tu música favorita?
A
qué
B
cuál
C
cuáles
D
-

Slide 28 - Quizvraag

...... es un huevo?
A
¿Qué
B
cuál
C
cuáles
D
-

Slide 29 - Quizvraag

¿__ ____ son los programas favoritos de televisión de Ricardo?
A
Cuál
B
Cuáles
C
Qué

Slide 30 - Quizvraag

Vertaal de volgende zin het Nederlands:
Me gusta la comida picante.

Slide 31 - Open vraag

Vertaal de volgende zin het Nederlands:
Mi plato preferido es la sopa.

Slide 32 - Open vraag

Vertaal de volgende zin het Nederlands:
Sí, con mucho gusto.

Slide 33 - Open vraag

Vertaal de volgende zin het Nederlands:
Yo quiero carne y pollo.

Slide 34 - Open vraag

Bebidas
De primero
De segundo
De postre

Slide 35 - Sleepvraag

Aanwijzende voornaamwoorden.
esta
estos
estas
este
niña
instituto
música
deportes
profesor
bolígrafos
mesas
sillas

Slide 36 - Sleepvraag

Sleep bij het juiste antwoord
verder weg
Dichtbij
Estos son mis deberes de hoy
Esta es mi amiga Anouk
Este es mi prima Merlijn
Esas blusas rojas me gustan mucho
Esos osos son muy grandes
Ese chico es muy amables
Esos libros son muy interesantes
Estas fresas son muy ricas

Slide 37 - Sleepvraag

este
esta
estos
estas
eso
plato (gerecht)
comida (eten)
recetas (recepten)
es picante (is pittig)
refrescos(frisdranken)

Slide 38 - Sleepvraag

¡Hasta la próxima clase!

Slide 39 - Tekstslide