Ga rustig zitten en pak je boek, schrift en laptop erbij
Als je klaar bent: Tik je op google dit in: Lesson up code invoeren. Klik op de eerste optie
Tik daarna de code in die onderin het bord staat
timer
1:30
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Doe je jas uit en tas van tafel
Ga rustig zitten en pak je boek, schrift en laptop erbij
Als je klaar bent: Tik je op google dit in: Lesson up code invoeren. Klik op de eerste optie
Tik daarna de code in die onderin het bord staat
timer
1:30
Slide 1 - Tekstslide
B7 DNA-technieken
Slide 2 - Tekstslide
B7 DNA-technieken
Leerdoelen
Je kunt enkele DNA-technieken in de biotechnologie beschrijven.
Kennen/Kunnen
Je kunt enkele DNA-technieken in de biotechnologie beschrijven.
Slide 3 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Herhalen
Biotechnologie wat is het?
Toepassingen van biotechnologie
Tijd voor hw
Afsluiten
Slide 4 - Tekstslide
Biotechnologie
Verzamelnaam voor technieken waarbij de mens organismen gebruikt om producten te maken.
Slide 5 - Tekstslide
Recombinant-DNA-technieken
Recombinant-DNA-technieken: DNA gaat van organisme één naar organisme twee.
Genetische modificatie: Het aanbrengen van het gewenste DNA in een organisme.
Slide 6 - Tekstslide
Genetische modificatie
Een kunstmatige verandering in het DNA van een organisme
Als het nieuwe gen van een ander organisme afkomstig is dan noem je het gemodificeerde organisme transgeen
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Insuline productie
Insuline wordt tegenwoordig geproduceerd door bacteriën.
Hiervoor is een plasmide met een menselijk insuline gen geplaatst in een bacterie
Slide 9 - Tekstslide
Crispr-cas kan gerichte wijzigingen in het DNA van een organisme aanbrengen.
Gene-editing: Gen aanpassing
Je kunt de techniek vergelijken met het aanpassen (‘editing’) van tekst. Door enkele letters te veranderen of een woord weg te laten, ontstaat een woord of zin met een nieuwe betekenis.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Genomics
Genomics: Onderzoek naar al het DNA en genen van een organisme.
Bij kankeronderzoek:
genen van gezond weefsel
worden vergeleken met
tumorweefsel.
Slide 12 - Tekstslide
eDNA
Organismen laten unieke
DNA sporen achter.
Door uit zeewater, sneeuw
of lucht kun je met eDNA
erachter komen welke soorten in het gebied
voorkomen zonder deze soorten te hoeven zoeken of zelfs te hoeven vangen.
Slide 13 - Tekstslide
To do:
Wat? Opdrachten maken van paragraaf 5
Vraag? Vraag het eerst fluisterend aan je buurman. Komen jullie er samen niet uit, vraag de docent.
Klaar? Steek dan je hand op
Slide 14 - Tekstslide
Hoever mag genetische modificatie gaan?
Mag je veevoer genetisch aanpassen?
Mag je voedselgewassen genetisch aanpassen?
Mag je dieren voor consumptie genetisch aanpassen?
Mag je huisdieren genetisch aanpassen?
Mag je wilde dieren genetisch aanpassen?
Mag je mensen genetisch aanpassen?
Met welk doel mag je organismen genetisch aanpassen?
Slide 15 - Tekstslide
Welke DNA-technieken worden toegepast in de volgende situaties?
bacteriën geschikt maken om insuline te produceren
DNA van landbouwgewassen aanpassen als bescherming tegen ziekten
onderzoeken welke invloed medicijnen hebben op het DNA
ouderschapstest
DNA-test
Genetische modificatie
genomics
crispr-cas
Slide 16 - Sleepvraag
Niet alle organismen fossiliseren even snel. Van welk van de onderstaande dieren zijn waarschijnlij de minste fossielen ontstaan?
A
Slang
B
Vis
C
Octopus
D
Kreeft
Slide 17 - Quizvraag
Wat is GEEN rudiment bij mensen?
A
Kippenvel
B
Verstandskiezen
C
Navel
D
Blinde darm
Slide 18 - Quizvraag
Wat klopt over genen en allelen?
A
een gen zit in het DNA
een allel op een chromosoom
B
een gen is een eigenschap
een allel is een variant van de eigenschap
C
allel en gen zijn synoniemen van elkaar
D
een allel is een eigenschap
een gen is een variant van de eigenschap
Slide 19 - Quizvraag
Bij katten komen de vachtkleuren zwart en rood voor. Zwart is een sterker allel dan rood. Wat geldt voor het genotype van een zwarte kat?
A
Altijd homozygoot
B
Altijd heterozygoot
C
Homozygoot of heterozygoot
Slide 20 - Quizvraag
Bij katten komen de vachtkleuren zwart en rood voor. Zwart is een sterker allel dan rood. Wat geldt voor het genotype van een rode kat?
A
Altijd homozygoot
B
Altijd heterozygoot
C
Homozygoot of heterozygoot
Slide 21 - Quizvraag
Biotechnologie
Slide 22 - Woordweb
Bedenk een argument van een boer voor genetische modificatie van planten
Slide 23 - Open vraag
Bedenk een argument van wetenschapper vóór genetische modificatie van mensen
Slide 24 - Open vraag
Wat is een fossiel?
A
De afdruk van de poot
B
Het skelet
C
Beide
D
Geen van beide
Slide 25 - Quizvraag
Wanneer spreek je van verwantschap?
A
Als dieren in hetzelfde leefgebied wonen.
B
Als er overeenkomst is in het DNA
C
Als er overeenkomst is in het dieet (wat dieren eten)