2K. Ch2. Oefentoets. Part 1

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Basis
Gebruik deze LessonUp om te leren voor de toets

Vocabulary - Theme words, A Watching + C Reading
Leer Nederlands-Engels & Engels-Nederlands

Grammar - Past continuous + past simple vs past continuous
Maak gebruik van de onregelmatige werkwoorden lijst

Slide 2 - Tekstslide

waiting room
to faint
appointment
plaster
to cough
to bump
x-ray
to feel sick

Slide 3 - Sleepvraag


A
body
B
injury
C
emergency
D
party

Slide 4 - Quizvraag


A
body
B
wound
C
medicine
D
bruise

Slide 5 - Quizvraag


A
hospital
B
doctor
C
medicine
D
cast

Slide 6 - Quizvraag

He fell down, now his knee is swollen
Vertaal swollen
A
gebroken
B
blauw
C
opgezwollen
D
beschadigd

Slide 7 - Quizvraag

My ankle hurts
A
B
C
D

Slide 8 - Quizvraag

She got slipped, so they put an ice pack on her knee
Vertaal ice pack
A
ijsje
B
ijspakje
C
ijskompres
D
ijsgaas

Slide 9 - Quizvraag

Which picture shows dairy products?
A
B
C
D

Slide 10 - Quizvraag

My brother has a terrible stomach ache
A
B
C
D

Slide 11 - Quizvraag

I feel a lot of ...(druk) to do well in school
A
pressure
B
busy
C
outgoing
D
fear

Slide 12 - Quizvraag

I was drinking tea when my throat started to hurt
A
B
C
D

Slide 13 - Quizvraag

The teacher gave us a very fun ... (opdracht)
A
doing
B
assignment
C
flavour
D
test

Slide 14 - Quizvraag

bend
building
worry
limit
out-dated
rinse
buigen
gebouw
afspelen
beperken
zorgen maken
verouderd

Slide 15 - Sleepvraag

Vertaal naar het Engels
verbranden

Slide 16 - Open vraag

Vertaal naar het Engels
ontbijt

Slide 17 - Open vraag

Vertaal naar het Engels
ijskompres

Slide 18 - Open vraag

Vertaal naar het Engels
keelpijn

Slide 19 - Open vraag

Vertaal naar het Engels
snelle

Slide 20 - Open vraag

Past continuous
Als je wilt vertellen dat iets in het verleden voor een langere tijd aan de gang was, gebruik je de past continuous.

Om de past continuous te maken, gebruik je:
Was/were + werkwoord + ing
Was / were
Je gebruikt was bij I, he, she & it.
Je gebruikt were bij you, we & they.

Slide 21 - Tekstslide

was
were
I
Tim
My siblings
The cat
Lana, Fleur & Lieke
You

Slide 22 - Sleepvraag

Choose the correct form:
We ... (play) a game.
A
was playing
B
were playing

Slide 23 - Quizvraag

My sister ... (cook) dinner
A
was cooking
B
were cooking

Slide 24 - Quizvraag

Choose the correct form:
I ... (writing) a story.
A
was writing
B
were writing

Slide 25 - Quizvraag

My friends and I .... (wait) in line to get tickets for Harry Styles for over 2 hours!
A
was waiting
B
were waiting

Slide 26 - Quizvraag

Gebruik de past continuous
We .... (to eat) lunch at the cafeteria

Slide 27 - Open vraag

Gebruik de past continuous
You .... (to talk) all afternoon

Slide 28 - Open vraag

Gebruik de past continuous
The candles ... (to burn) all night

Slide 29 - Open vraag

Gebruik de past continuous
I .... (to cook) my favourite vegetables for dinner

Slide 30 - Open vraag

Past simple vs. past continuous
De past simple en de past continuous kun je in één zin gebruiken. De activiteit die aan de gang is en het langste duurt, wordt onderbroken door de kortdurende activiteit.
De activiteit die dan het langst duurt, is de past continuous.
De activiteit die dan het kortst duurt, is de past simple.

Past simple
  1. Werkwoord + ed
  2. Onregelmatig werkwoord

Slide 31 - Tekstslide

Past simple vs. past continuous
For example:
I was talking on the phone when the doorbell rang.
The power went off while they were watching tv.
He was walking home when he slipped on a banana peel.

Er is dus geen vaste volgorde wat eerst gebeurd. Lees de zin dus goed door om te bepalen wat er aan de gang was toen -x- gebeurde

Slide 32 - Tekstslide

Wat is de activiteit die aan de gang was: She was walking the dog when she broke her ankle
A
was walking
B
the dog
C
when
D
broke

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de onderbrekende activiteit: She was walking the dog when she broke her ankle
A
was walking
B
the dog
C
when
D
broke

Slide 34 - Quizvraag

Wat is de activiteit die aan de gang was: We scared him while he was running home late at night
A
scared
B
while
C
was running
D
late at night

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de onderbrekende activiteit: We scared him while he was running home late at night
A
scared
B
while
C
was running
D
late at night

Slide 36 - Quizvraag

past simple
past continuous
Onderbrekende activiteit
ww + ed
Langdurende activiteit
2e rijtje onregelmatige ww
was/were + ww + ing
NL: was aan het doen
NL: deed
was talking
talked

Slide 37 - Sleepvraag

Choose the correct form:
I ... (take) a shower, when you ... (call).
A
took, are calling
B
was taking, called

Slide 38 - Quizvraag

Choose the correct form:
My phone ... (break) while I ... (skate).
A
broke, was skating
B
was breaking, skated
C
breaked, was skating
D
was braking, skoot

Slide 39 - Quizvraag

Choose the correct form:
She .... (wait) at the doctor's office when she ...(faint)
A
waited, was fainting
B
was waiting, fainted

Slide 40 - Quizvraag

Choose the correct form:
They .... (drive) when their favourite song ... (come) on
A
drove, was coming
B
drove, were coming
C
was driving, came
D
were driving, came

Slide 41 - Quizvraag

The doctor ... (to examine) me when you ... (to call).

Slide 42 - Open vraag

I ... (to feel) a lot of pressure at work until I ... (to choose) to quit!

Slide 43 - Open vraag

He .... (to bleed) badly until it finally ... (to stop)

Slide 44 - Open vraag

When they ... (to leave) the museum, the sun ... (to shine)

Slide 45 - Open vraag