Paragraaf 7.3 grenzen en identiteit

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

Welkom! 

Dit is een digitale les die je zelfstandig door kunt komen. In deze les zit een uitlegfilmpje en enkele quizvragen die aansluiten op de uitleg.

Veel succes

Opbouw presentatie

• Leerdoelen 7.3
• Herhalen theorie 7.1 en 7.2 aan de hand van quizvragen
  
• Uitlegfilmpje 7.3
• Quizvragen over 7.3
• Wat ga je nu doen?

Leerdoelen 7.3

1. Je kunt voorbeelden geven van (bevolkings) groepen in Nederland met een nationale, regionale of lokale identiteit.
   
2. Je kunt ten minste één voorbeeld geven van regionalisme en van lokalisme in je eigen omgeving en uitleggen waarom dit een goed voorbeeld is. 
3. Je kunt voor jezelf beschrijven bij welke lokale, regionale, nationale of andere identiteit jij je het meeste thuis voelt en waarom dat zo is.

Herhalen 

Je gaat nu een aantal herhalingsvragen van 7.1 en 7.2 krijgen. 

Ben je in staat om deze vragen zo goed mogelijk te beantwoorden?

Kracht zit in de herhaling!

Noem 3 voorbeelden van een grens

1. Natuurlijke grens
2. Kunstmatige grens

Natuurlijk of kunstmatig?

1. Natuurlijke grens
2. Kunstmatige grens

Natuurlijk of kunstmatig?

1. Natuurlijke grens
2. Kunstmatige grens

Een harde grens is hetzelfde als?

1. open grens
2. gesloten grens

bezetten, inlijven

1. annuleren
2. stagneren
3. annexeren
4. bagatelliseren

Grenzen veranderen. Wat is hier vaak de oorzaak van?

Bij uitsluiting...

1. Ga je bij de groep horen
2. Sluit de groep je buiten
3. Ontwikkel je een eigen identiteit
4. Vind je de regionale identiteit belangrijker

Bij insluiting...

1. Ga je bij de groep horen
2. Sluit de groep je buiten
3. Ontwikkel je een eigen identiteit
4. Vind je de regionale identiteit belangrijker

Wat is een groepsidentiteit?

1. Het lievelingseten van een groep
2. De leider van de groep
3. Dat wat een groep een groep maakt
4. De grootte van de groep

Noem twee voorbeelden van (groeps)indentiteit die niets te maken heeft met het gebied waar je woont.

Nederland is Soeverein. Wat wordt hier mee bedoeld?

Een visser uit Engeland vist op ongeveer 30km uit de Nederlandse kust.
1. De visser mag hier niet vissen. Dit is het territorium van Nederland.
2. Hij mag hier vissen omdat dit buiten de Nederlandse territoriale wateren is.

1. Beide stellingen zijn juist
2. Beide stellingen zijn onjuist
3. stelling 1 is juist, stelling 2 onjuist
4. Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist

Wat is dan wel de grens van de territoriale wateren?

1. 12km vanuit de kust
2. 20km vanuit de kust
3. 22km vanuit de kust
4. 2km vanuit de kust.

Tussen Den Haag en Rotterdam komt een nieuwe metrolijn. Welke bestuurlijke regio gaat hierover?

1. Gemeente
2. Provincie
3. Nederlandse regering (het Rijk)

Welke 4 landen horen bij het Koninkrijk der Nederlanden?

De duinen langs de kust moeten versterkt worden. Welke bestuurlijke regio gaat hier over?

1. Gemeente
2. Provincie
3. De regering (het Rijk)

Voor De Willem en De Lage Waard komen nieuwe gebouwen. Wie gaat hier over?

1. Gemeente
2. Provincie
3. De regering (het Rijk)

En nu...?

Vond je het lastig en maakte je veel fouten?

1. Bekijk nogmaals de uitlegfilmpjes (volgende slides) en lees paragraaf 7.1 en 7.2 goed door. Ga hierna door met de presentatie.
2. Gebruik het vragenuurtje met de docent (zie rooster Magister) om aan te geven waar het minder goed ging en stel je vragen!

Ging het goed en snapte je het?

1. Lees 7.1 en 7.2 nogmaals goed door en ga verder met de presentatie. 

Uitleg 7.3

Je krijgt weer een uitlegfilmpje te zien. Deze duurt ongeveer 11 minuten.

Neem je schrift en een pen er bij en schrijf mee tijdens de uitleg: maak aantekeningen!

Na de uitleg volgen weer enkele (meerkeuze)quizvragen als check of je het begrijpt. Maak dit serieus! De docent kan zien hoe lang je over iets doet en wat je antwoorden zijn.

Een voorbeeld van de regionale identiteit is:

1. De Nederlandse identiteit
2. De Friese identiteit
3. De identiteit van Rotterdam
4. Europese identiteit

Een voorbeeld van de regionale identiteit is:

1. De Nederlandse identiteit
2. De Friese identiteit
3. De identiteit van Leeuwarden

De jaarlijkse kermis is weer in jouw stad en iedereen komt er op af!

1. Persoonlijke identiteit
2. Regionale identiteit
3. Nationale identiteit
4. Lokale identiteit

Max Verstappen pakt de wereldtitel F1 en het hele land staat op stelten!

1. Persoonlijke identiteit
2. Regionale identiteit
3. Nationale identiteit
4. Lokale identiteit

Aan het begin van het jaar viert iedereen in Brabant en Limburg gezamenlijk Carnaval

1. Persoonlijke identiteit
2. Regionale identiteit
3. Nationale identiteit
4. Lokale identiteit

BRON Jip en Janneke in dialect
Bij de historische verenigingen ligt ‘Jipke en Jannöaken’ te koop. Restaurants zetten streekrecepten op het menu en tappen Grolsch bier, in cafés staat FC Twente op het beeldscherm. De gasten luisteren naar een hit van Normaal. Bij de put voor het streekeigen boerderijtype blazen boeren op de midwinterhoorn. Andere folklore bestaat uit vlöggeln, klootschieten en huizenhoge paasvuren


Welke vorm van identiteit hij weergeeft. Kies uit

1. regionale identiteit
2. nationale identiteit
3. lokale identiteit

Wat is het verschil tussen regionalisme en lokalisme?

Er zijn meer plaatsen in Nederland met een politieke partij die de naam ‘Plaatselijk belang’ of ‘Gemeentebelang’ draagt.
Waarvan is dit soort partijen een voorbeeld? Kies uit:

1. Lokalisme
2. Nationalisme
3. Pluriformiteit
4. Regionalisme

Wat vond je van deze les (manier van lesgeven, uitlegfilmpje, quizvragen etc.)?

Leerdoelen behaald?

1. Je kunt voorbeelden geven van (bevolkings) groepen in Nederland met een nationale, regionale of lokale identiteit.
   
2. Je kunt ten minste één voorbeeld geven van regionalisme en van lokalisme in je eigen omgeving en uitleggen waarom dit een goed voorbeeld is. 
   
3. Je kunt voor jezelf beschrijven bij welke lokale, regionale, nationale of andere identiteit jij je het meeste thuis voelt en waarom dat zo is.

Ben je in staat deze leerdoelen te beantwoorden? Kun je dit allemaal?

En nu..

1. Ga naar de de planner in de drive, week 14.
2. Kijk wat je moet doen voor 7.3 (lezen in leerboek en maken opdrachten via methodesite). Gebruik bij het maken altijd de groepscode, zie planner week 13 voor groepscode.
3. 7.3 af? Dus gelezen, presentaties bekeken + quizvragen beantwoord én de opdrachten uit het digitale werkboek gemaakt?
   Start dan met paragraaf 7.4. Par. 7.3 en 7.4 moeten voor zondag 29 maart 2020 23:59 af zijn.