3M - past simple, present perfect, past continuous
Grammatica - verleden tijd
Past simple, present perfect, past continuous = allemaal verleden tijd
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3
In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Grammatica - verleden tijd
Past simple, present perfect, past continuous = allemaal verleden tijd
Slide 1 - Tekstslide
Past simple
Iets wat in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen
Maak je door + ed achter het hele werkwoord te plakken of het 2e rijtje van de onregelmatige werkwoorden
bijv: walk - walked
think - thought
Slide 2 - Tekstslide
Kies de juiste vorm van de past simple: Yesterday, he ..... all evening.
A
work
B
worked
C
was working
D
working
Slide 3 - Quizvraag
Present perfect
iets wat in het verleden begonnen is maar nu nog bezig is, waar we nu nog resultaat van merken of ervaringen
Maak je door have/has + ww - ed of have/has + 3e rijtje onregelmatig
Bijv. He has worked there since 2012. He has done his homework on time since this year.
Slide 4 - Tekstslide
Kies de juiste vorm: I ..... never ..... to Spain.
A
has be
B
have was
C
have been
D
has been
Slide 5 - Quizvraag
Past continuous
Iets wat in het verleden een tijdje aan de gang was
Maak je door: was/were + hele werkwoord + ing
Bijv. he was talking to Joan a long time.
Slide 6 - Tekstslide
Kies de juiste vorm: They ..... pretty fast (skate)
A
were skating
B
was skating
C
skated
D
skate
Slide 7 - Quizvraag
Past simple
Present perfect
Past continuous
Actie is afgelopen
Begon in het verleden, nu nog gevolg
Iets wat langer duurde in het verleden
Last year, yesterday, a few days ago, in 2012
for, yet, never, ever, just, already, since, still (fyne jas)
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Past simple + past continuous
Je kunt de past simple en de past continuous samen in de zin gebruiken om aan te geven dat er twee dingen tegelijk gebeurden. Dan staat er when/while in de zin.
De past continuous (ing vorm) gebruik je voor het langstdurende (I was walking)
De past simple (+ed) gebruik je voor het kortste) when my mother called me.