Repetimos verbo ser, los números del 20-100 , singular, plural
1 / 23
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Ordena los números de menor a mayor (van klein naar groot, van links naar rechts)
20
100
ochenta
cien
cincuenta
treinta
veinte
cuarenta
sesenta
noventa
setenta
Slide 3 - Sleepvraag
Hoe zeg je: 55
Slide 4 - Open vraag
Hoe zeg je: 37?
Slide 5 - Open vraag
Hoe zeg je: 100?
Slide 6 - Open vraag
uno
dos
tres
cuatro
cinco
seis
siete
ocho
nueve
diez
Once
Doce
Trece
Catorce
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
12
11
13
14
Slide 7 - Sleepvraag
Wat betekent: Religión?
A
gym
B
muziek
C
godsdienst
D
taal
Slide 8 - Quizvraag
Dagen van de week
Lunes
martes
miércoles
jueves
viernes
sábado
domingo
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag
Slide 9 - Sleepvraag
SER- kies de vertaling-
A
luisteren
B
heten
C
zijn
D
hebben
Slide 10 - Quizvraag
Vervoeg het werkwoord SER ( Silvia y yo)
A
soy
B
sois
C
somos
D
son
Slide 11 - Quizvraag
Mi madre ____ (ser) de Italia
A
es
B
eres
C
está
D
estoy
Slide 12 - Quizvraag
¿Vosotros_____(ser)holandesas?
A
soy
B
somos
C
son
D
sois
Slide 13 - Quizvraag
Mañana _________ (ser) mi cumpleaños
A
es
B
son
Slide 14 - Quizvraag
Mis amigas _________(ser) graciosas.
A
sois
B
somos
C
son
D
eres
Slide 15 - Quizvraag
(ser) Pablo _____ camarero.
A
eres
B
es
C
somos
D
sois
Slide 16 - Quizvraag
Mi madre y yo (ser)........ una familia.
A
son
B
somos
C
sois
D
es
Slide 17 - Quizvraag
Zet de zin naar het meervoud. (alle woorden veranderen, let op hoofdletter en punt!)
El libro es viejo.(oud)
El libro es viejo.(oud)
Slide 18 - Open vraag
La chica es alta.
Slide 19 - Open vraag
El chico es holandés
Slide 20 - Open vraag
La silla es verde.
Slide 21 - Open vraag
Hoe ging het?
😒🙁😐🙂😃
