¿Qué vas a hacer?/wat ga je doen: oefening maken over vraagwoorden; tarea 7 y 8 .
¿Qué necesitas? Wat heb je nodig: libro amarillo pag 34 - 35
¿Cuánto tiempo? Hoeveel tijd?: kan in 20 min.
Objetivo (doel): Je leert de vraagwoorden in het Spaans kennen
Tarea terminado ¿y ahora?/Opdracht af, en nu?
Verder leren >>> voca 2.1 t/m 2.3 + ww blad 1-25