Python - oefenen

Welk type is onderstaande var?

var = 1
A
integer (int)
B
string
C
float
D
(╯°□°)╯︵ ┻━┻
1 / 47
volgende
Slide 1: Quizvraag
InformaticaMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welk type is onderstaande var?

var = 1
A
integer (int)
B
string
C
float
D
(╯°□°)╯︵ ┻━┻

Slide 1 - Quizvraag

Welk type is onderstaande var?

var = "1"
A
int
B
string
C
float
D
(◕_◕)

Slide 2 - Quizvraag

Welk type is onderstaande var?

var = 3
A
int
B
string
C
float
D
¯\_(ツ)_/¯

Slide 3 - Quizvraag

Welk type is onderstaande var?

var = "1/3"
A
int
B
string
C
float
D
¯\_(ツ)_/¯

Slide 4 - Quizvraag

Welk type is onderstaande var?

var = 1/3
A
int
B
string
C
float
D
ლ(`ー´ლ)

Slide 5 - Quizvraag

Welk type is onderstaande var?

var = input("Geef een getal: ")
A
int
B
string
C
float
D
ಠ‿ಠ

Slide 6 - Quizvraag

Welk type is onderstaande var?

var = int(input("Geef een getal: "))
A
int
B
string
C
float
D
⊙﹏⊙

Slide 7 - Quizvraag

Welk type is onderstaande var?

var = float(input("Geef een getal: "))
A
int
B
string
C
float
D
⊙﹏⊙

Slide 8 - Quizvraag

Met welke boolean operator krijg je True als 2 waarden gelijk zijn aan elkaar?
A
=
B
==
C
>=
D
!=

Slide 9 - Quizvraag

Welke boolean operator geeft True als x kleiner is dan y?
x ____ y
A
<
B
>
C
<=
D
>=

Slide 10 - Quizvraag

Met welke operator kun je controleren of een waarde groter is dan of gelijk is aan een andere waarde?
A
<
B
>
C
<=
D
>=

Slide 11 - Quizvraag

Welke boolean operator geeft True als twee waarden niet gelijk aan elkaar?
A
<
B
>
C
!=
D
<>

Slide 12 - Quizvraag

Welke boolean operator geeft True als x kleiner dan of gelijk is aan y?
x ___ y
A
<
B
>
C
>=
D
geen van deze

Slide 13 - Quizvraag

Hoe kun je een functie in Python aanmaken zonder specifieke argumenten?
A
def function():
B
function():
C
def function
D
function

Slide 14 - Quizvraag

Hoe kun je de string a als parameter doorgeven aan de functie
genaamd function?

A
variable("a")
B
function = a
C
function("a")
D
a = function()

Slide 15 - Quizvraag

Hoe kun je de uitkomst van de functie fun opslaan in een variabele var?
A
var() = fun
B
var = fun()
C
fun() = var
D
fun = var()

Slide 16 - Quizvraag

Hoe kun je een functie aanroepen in Python?
A
function()
B
function
C
(function)
D
call function

Slide 17 - Quizvraag

Welke optie hieronder is een correcte eerste regel van een functie in Python?
A
def function(par1, par2):
B
def function: par1, par2
C
def function par1, par2:
D
def function:(par1, par2)

Slide 18 - Quizvraag

Hoe maak je een lijst in Python?
A
list = []
B
[] = list
C
list[]
D
[]list

Slide 19 - Quizvraag

Hoe voeg je een element aan het einde van een lijst toe?
A
list.add(element)
B
list + element
C
list.append(element)
D
list.insert(element)

Slide 20 - Quizvraag

Hoe verwijder je het laatste element uit een lijst?
A
list.remove()
B
list.pop()
C
list.pop(element)
D
list = []

Slide 21 - Quizvraag

Hoe vind je de lengte van een lijst?
A
len(list)
B
list.len
C
list.length
D
length(list)

Slide 22 - Quizvraag

Hoe verwijder je het tweede element uit een lijst?
A
list.pop(1)
B
list.pop(2)
C
list.remove(1)
D
list.remove(2)

Slide 23 - Quizvraag

Hoe vind je het laatste element in een lijst?
A
list[len(list)]
B
list[-1]
C
list[last]
D
list[1]

Slide 24 - Quizvraag

Hoe vind je het laatste element in een lijst?
A
list[len(list) - 1]
B
list[0]
C
list[last]
D
list[1]

Slide 25 - Quizvraag

Hoe voeg je een element toe op een bepaalde index in een lijst?
A
list.insert(index, element)
B
list.append(index, element
C
list[index] = element
D
list.add(index, element)

Slide 26 - Quizvraag

Hoe voeg je een element op een bepaalde index in een lijst toe?
A
list.insert(index, element)
B
list.append(index, element
C
list[index] = element
D
list.add(index, element)

Slide 27 - Quizvraag

A moet groter of gelijk zijn aan 100.
Welke operator hoort hier?

print( A __ 100 )
A
>
B
=>
C
>=
D
<=

Slide 28 - Quizvraag

A moet groter zijn dan 100.
Welke operator hoort hier?

print( A __ 100 )
A
<
B
>
C
>=
D
<=

Slide 29 - Quizvraag

A of B moet groter zijn dan 100.
Welke operator hoort hier?

print( A > 100 ____ B > 100 )
A
and
B
or
C
not
D
Fout in vergelijking

Slide 30 - Quizvraag

A en B moet groter zijn dan 100.
Welke operator hoort hier?

print( A > 100 ____ B > 100 )
A
and
B
or
C
not
D
Fout in vergelijking

Slide 31 - Quizvraag

a = 10
b = 11
c = 12
print(a >= 10 and b != 11)
A
(ಠ︹ಠ)
B
True
C
False
D
Fout in vergelijking

Slide 32 - Quizvraag

als A groter is dan 100, dan is de uitkomst False
Welke operator hoort hier?

print( not( A ____ 100 ))
A
>
B
<
C
>=
D
<=

Slide 33 - Quizvraag

A mag niet groter zijn dan 100
Welke operator hoort hier?

print( not(A __ 100) )
A
<
B
>
C
>=
D
<=

Slide 34 - Quizvraag

A mag niet groter zijn dan 100
Welke operator hoort hier?

print( Not(A __ 100) )
A
<
B
>
C
>=
D
Fout

Slide 35 - Quizvraag

A mag niet groter zijn dan 100.
Welke operator hoort hier?

print( A ____ 100 )
A
>
B
<
C
>=
D
<=

Slide 36 - Quizvraag

Wat wordt geprint?

voorraad = 10
bestelling = 5
A
Er is niet genoeg voorraad!
B
Er is genoeg voorraad.
C
(ಠ︹ಠ)
D
Fout

Slide 37 - Quizvraag

Wat wordt geprint?

voorraad = 10
bestelling = 11
A
Er is niet genoeg voorraad!
B
Er is genoeg voorraad.
C
¯\_(´ з `)_/¯
D
Fout

Slide 38 - Quizvraag

Wat wordt geprint?

Voorraad = 10
Bestelling = 11
A
Er is niet genoeg voorraad!
B
Er is genoeg voorraad.
C
┗( ⚆👅⚆)┛
D
Fout

Slide 39 - Quizvraag

A en B mogen niet groter zijn dan 100
Welke operator hoort hier?

print( not( A __ 100) and B __ 100 ) )
A
< en >
B
> en <
C
>= en >=
D
(╯╭╮╰)

Slide 40 - Quizvraag

A en B moet groter zijn dan 100
Welke operatoren horen hier?

print( not( A __ 100 and B __ 100 ) )
A
< en >
B
> en <
C
>= en >=
D
geen van deze

Slide 41 - Quizvraag

Welke van onderstaande voorbeelden is correct in Python om de variabele A de integer 100 te laten hebben?
A
a = 100
B
A = 100
C
A is 100
D
geen van deze

Slide 42 - Quizvraag

Welke van onderstaande voorbeelden is correct in Python om de variabele A de string 100 te laten hebben?
A
a = 100
B
A = 100
C
A = "100"
D
geen van deze

Slide 43 - Quizvraag

Welke van onderstaande voorbeelden is correct in Python om de variabele A te printen naar de terminal?
A
print("A")
B
print(A)
C
print A
D
geen van deze

Slide 44 - Quizvraag

Welke van onderstaande opties is een valide
if-statement in Python?
A
if a > b
B
If A > b:
C
if A > b:
D
geen van deze

Slide 45 - Quizvraag

Welke van onderstaande opties is een valide
if-statement in Python?
A
if a > b and b < c
B
If A > b and not(b < c):
C
if A > b and not(b < c):
D
geen van deze

Slide 46 - Quizvraag

Welke van onderstaande opties is een valide
if-statement in Python?
A
if a > b and b < c
B
If A > b and not(b < c):
C
if A > b and not(b < c):
D
geen van deze

Slide 47 - Quizvraag