SO schrijven

1. Welke soort publiek schrijf je een krantenartikel?
A
breed publiek
B
gespecialiseerd publiek
C
klein publiek / een groep / persoon
D
internationaal publiek
1 / 10
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

1. Welke soort publiek schrijf je een krantenartikel?
A
breed publiek
B
gespecialiseerd publiek
C
klein publiek / een groep / persoon
D
internationaal publiek

Slide 1 - Quizvraag

2. Wat voor schrijfdoel heeft een kinderboekenschrijver?
A
informeren
B
amuseren
C
overhalen
D
overtuigen

Slide 2 - Quizvraag

3. Een informerende tekst heeft de 5W en 1H opbouw?
A
juist
B
niet juist

Slide 3 - Quizvraag

4. Een informerende tekst heeft de 5W en 1H opbouw, dit staat voor?
A
wie, wat, waar, welke , waarom en hoe
B
wie, wat wanneer, waardoor welke en hoe
C
wie, wat, want, wanneer, waarom en hoe
D
wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe

Slide 4 - Quizvraag

5. Een stukje tekst waarin je kort antwoord geeft op alle 5W en 1H vragen heet:
A
een alinea
B
de afronding
C
de inleiding
D
de titel

Slide 5 - Quizvraag

6. In een alinea geef je antwoord op een van de 5W en 1H vragen
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

7. Waar moet je niet op letten als je een tekst schrijft
A
gebruik geen afkortingen
B
hoofdletters en leestekens
C
Sla na iedere regel een stukje over
D
gebruik niet te moeilijke woorden en maak geen lange zinnen

Slide 7 - Quizvraag

8. Waar komt er verplicht een komma in een email
A
na de aanhef
B
achter je eigen naam
C
na het onderwerp
D
er komt nergens een verplichte komma

Slide 8 - Quizvraag

9. Wat schrijf je in de onderwerpregel van een e-mail?
A
de naam van de persoon die je mailt
B
waar je mail overgaat
C
je eigen naam
D
de datum van verzending

Slide 9 - Quizvraag

10. een alinea is hetzelfde als een deelonderwerp
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag