Prepositions

Prepositions
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Prepositions

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions = voorzetsels
Prepositions show how different words in the sentence are related to each other.

Three types:
  • Place - where? The glass is on the table.
  • Direction - where to? They cycled from Hilversum to Amsterdam.
  • Time - when? School starts at 9 am.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Place

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions of place
in
gesloten ruimtes, geografische locaties
on
oppervlaktes, openbaar vervoer
at
specifieke plek, instanties, bij...
between
tussen (2)
among
tussen (>2)
by, near
naast / in de buurt van


above
boven (hoger dan)
over
(recht) boven
below
lager dan
under 
(recht) onder
inside/outside
binnen/buiten

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Other prepositions of place
next to / beside = naast
I sit next to my friend in class.

behind = achter
Our other friend sits behind us.

in front of = voor
The teacher is standing in front of the board.

Slide 5 - Tekstslide

Under / Over = het bedekt iets anders
Between = tussen 2 dingen
Among = tussen meer dan 2 dingen

En= In

πŸ‡³πŸ‡± = In

My book is in my bag.


I am in my room. 



I live in the Kardinaal de Jongweg.



We live in the Netherlands.

En= On 

πŸ‡³πŸ‡± = Op

My book is on the table.


I am on the bus to Leeuwarden.



En = At 

πŸ‡³πŸ‡± = Op

We are at school.


I live at the Kardinaal de Jongweg 20.



Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

En= In

πŸ‡³πŸ‡± = In

My book is in my bag.


I am in my room. 

πŸ‘†πŸ» Afgesloten ruimtes


I live in the Kardinaal de Jongweg.

πŸ‘†πŸ» Wegen


We live in the Netherlands.

πŸ‘†πŸ» Landen/grote gebieden

En= On 

πŸ‡³πŸ‡±= Op

My book is on the table.

πŸ‘†πŸ» Oppervlaktes

I am on the bus to Leeuwarden.

πŸ‘†πŸ» Openbaar vervoer


En= At 

πŸ‡³πŸ‡± = Op

We are at school.

πŸ‘†πŸ» Gebouwen

I live at the Kardinaal de Jongweg 20.

πŸ‘†πŸ» Straatnummers



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions of direction

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions of time

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions of Time

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

More prepositions of time
Before
a time previous to a specific point in time
She's always up before dawn.
After
later in time than...
I felt fairly relaxed after taking the exam.
During
for part of a period of time
I watched TV during the break.
Until
up to, but not after, a specific time
Are you going to work until 10:00?
From ... to
show when something begins & ends
Her visit will extend from Monday to Thursday.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions of Time (uitzonderingen)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.1) The ball is rolling ___ the grass.
A
in
B
on
C
at

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.2) I always hang out with my friends ___ school.
A
in
B
on
C
at

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.3) The janitor is ___ the roof to repair it.
A
in
B
on
C
at

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.4) I left my book ___ the classroom.
A
in
B
on
C
at

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.5) On Thursday you can find me ___ the local cinema.
A
in
B
on
C
at

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.6) I have a lot of guitars ___ my bedroom.
A
in
B
on
C
at

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.7) The boys were walking ___ the pavement.
A
in
B
on
C
at

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.8) My brother is ___ the local park ___ the end of this street.
A
in, in
B
at, on
C
in, at
D
at, in

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.9) Bill is ___ Disney World ___ Florida.
A
at, at
B
at, in
C
in, at
D
on, in

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.10) My sister is ___ the bus home while my dad is ___ the taxi.
A
in, in
B
on, on
C
on, in
D
in, on

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.11) When I came home the cat was ___ the table and the dog was ___ the basement.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1.12) We learn a lot of useful things ___ school and ___ the internet.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1.13) I am sitting ___ my chair ___ my desk.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1.14) My girlfriend is playing football ___ the field.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies