1 - Examentraining 4 basis/kader

Examentraining B/K/G
Benodigheden: 
  • pen
  • markeerstift
  • notitieboekje
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Examentraining B/K/G
Benodigheden: 
  • pen
  • markeerstift
  • notitieboekje

Slide 1 - Tekstslide

Planning Les 1
  • Rustig aan!
  • Strategie 'voorspellen en verifiëren'
  • Begrijp de vraag!
  • Vraagsoorten
  • Waar moet je lezen?
  • Signaalwoorden / Voegwoorden
  • Falsche Freunde


Slide 2 - Tekstslide

Rustig aan!!!
Ga niet als een kip zonder kop beginnen! 
Het examen is geen kansspel!
De tekst, de opmaak en de vragen geven 
heel veel weg, zoek op de juiste manier 
en je zult zien dat het niet zo 
ingewikkeld is!

Slide 3 - Tekstslide

Stap 1: Voorspellen en verifiëren
  • Titel en tussenkopjes
  • Afbeeldingen 
  • Voorkennis gebruiken
Bekijk eerst in alle rust de tekst. Ga voor jezelf bedenken waarover de tekst gaat. 
Hiermee heb je meestal al de grote lijn te pakken.
Hou die vast! 

Slide 4 - Tekstslide

Wovon handelt dieser
Text denkst du?
Quelle: faz.net 
A
Autos
B
Flügzeuge
C
Öl
D
Ökostrom

Slide 5 - Quizvraag

In diesem Artikel geht
es um...
Quelle: bild.de
A
Boxen
B
Fußball spielen
C
Schlittschuhlaufen
D
Volleyball spielen

Slide 6 - Quizvraag

Was ist das Thema
des Texts?
Quelle: krone.at
A
Bakterien in Kinder-Schokolade, auch in Österreich.
B
Kinder-Eier sind nicht gesund.
C
Man kann nur in Österreich noch Kinder-Schokolade kaufen.
D
Menschen lieben Kinder-Schokolade.

Slide 7 - Quizvraag

Der folgende Artikel
handelt von...
A
Autos, die zu schnell fahren.
B
einem Verkehrsminister, der schnell fährt.
C
Tempolimit auf deutschen Autobahnen
D
zu wenig Protestschilder in den Dörfern

Slide 8 - Quizvraag

Pas nadat je de grote lijn van de tekst bedacht hebt, 
ga je de vraag lezen. 
Als je de vraag niet begrijpt, zoek dan de woorden op die je nodig hebt!
Je gaat immers geen vraag beantwoorden die je niet snapt, toch?

Weet wat de vraag is voordat je gaat lezen!

Denk aan die kip!

Slide 9 - Tekstslide

vraagsoorten in facet:
Bepaal welke soort vraag het is en WAAR je moet lezen!
                                                   7.  Gatentekse (Lückentext)

Slide 10 - Tekstslide

In welke Alinea moet je het
antwoord zoeken?
In de Alinea
die begint met....
A
Lars hat...
B
Seit einigen Jahren...

Slide 11 - Quizvraag

In welke Alinea moet je het
antwoord zoeken?
In de Alinea
die begint met....
A
Lars hat...
B
Seit einigen...
C
Bevor er...
D
Wie war...

Slide 12 - Quizvraag

Markeer in de tekst!!!
Facet heeft een markeer-functie!
Markeer TIJDENS HET LEZEN alle belangrijke dingen die je in de tekst tegen komt.

Markeer vooral de " : " (dubbele punten)
en
de signaal-/voegwoorden

HIER STAAN DE ANTWOORDEN!

Slide 13 - Tekstslide

Signalwörter ... 
  • können eine Aufzählung angeben (opsomming)
  • können einen Gegensatz einleiten (tegenstelling)
  • können einen Grund einleiten (reden/oorzaak)
  • können etwas zeitliches angeben (tijd/volgorde)
  • können Ursachen mit Folgen verbinden (oorzaak/gevolg)
  • können eine Schlußfolgerung ziehen (conclusie)
  • können etwas betonen (benadrukken)
  • können etwas bestätigen (bevestigen)

Slide 14 - Tekstslide

Schrijf de signaalwoorden op!!!
Schrijf de vertalingen van de signaalwoorden uit het filmpje op!!!

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Welches Wort passt in die Lücke?:
"Nach einem Besuch beim Tierarzt und ______ er gewaschen worden war, hat sich Poldi zuhause aber sofort wieder pudelwohl gefühlt."
A
da
B
weil
C
als ob
D
nachdem

Slide 17 - Quizvraag

Welches Wort passt im Text?:
Mein Lieblingswitz?
Ich kenne einen guten Witz, ______ den muss man hören, nicht lesen. Sonst ist er nicht witzig.
A
sonst
B
aber
C
deswegen
D
weil

Slide 18 - Quizvraag

Im San Giovanni-AddolorataKrankenhaus in Rom sprach der Papst allen Eltern Mut zu, ______ fünf der Babys in den zwölf Brutkästen befinden sich in einem kritischen Zustand und müssen künstlich beatmet werden.
A
denn
B
trotz
C
statt
D
und

Slide 19 - Quizvraag

Ich mache jetzt meine Hausaufgaben, ______ ich später Netflix schauen kann.
A
weil
B
und
C
damit
D
oder

Slide 20 - Quizvraag

______ es morgen regnet, fahre ich morgen mit dem Bus zur Schule.
A
trotzdem
B
weil
C
sodass
D
falls

Slide 21 - Quizvraag

Falsche Freunde

Memory

Slide 22 - Tekstslide