Doelgroepen gespecialiseerde opvang

Doelgroepen gespecialiseerde opvang
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Doelgroepen gespecialiseerde opvang

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- Op het einde van de les weet ik welke doelgroepen er in de gespecialiseerde opvang zijn.
- Op het einde van de les weet ik de kenmerken van kinderen met een verstandelijke beperking.
- Op het einde van de les weet ik de kenmerken van kinderen met non verbale leerstoornissen (NLD).
- Op het einde van de les weet ik de kenmerken van kinderen met niet-aangeboren hersenletsel.
- Op het einde van de les weet ik de kenmerken van kinderen met een zintuigelijke beperking.
- Op het einde van de les weet ik de kenmerken van kinderen met OCS.
- Op het einde van de les weet ik de kenmerken van kinderen met hechtingsproblemen.
- Op het einde van de les weet ik de kenmerken van kinderen die hooggevoelig zijn.



Slide 2 - Tekstslide

Waarom heb je deze kennis nodig?

Slide 3 - Tekstslide

Werkprocessen
- P2-K1-W2 Stelt een (gespecialiseerd) activiteitenprogramma op.
- P2-K1-W7 Biedt specifieke ontwikkelingsgerichte activiteiten aan.

Slide 4 - Tekstslide

Waarom gespecialiseerde opvang?

Slide 5 - Tekstslide

Waarom gespecialiseerde opvang?
Voor kinderen met:
- Verstandelijke beperking, ASS, aandachtsstoornissen, gedragsproblemen etc.

Deze kinderen kunnen niet terecht in de reguliere opvang. Voor deze kinderen wordt vaak een handelingsplan opgesteld.

Slide 6 - Tekstslide

Handelingsplan
Voor kinderen die een ontwikkelingsachterstand hebben of opvallend gedrag vertonen.

Een persoonlijk plan op maat;
Doelen, methoden, middelen en tijdspad.

Slide 7 - Tekstslide

Signaleren, observeren en rapporteren
- Achteruitgang, stilstand en vooruitgang signaleren.
- Hiervoor moet je het kind observeren.
- Dagelijks rapporteren hoe het gaat.

Als zaken niet lopen zoals gepland wordt het handelingsplan bijgesteld.

Slide 8 - Tekstslide

Kinderen met een verstandelijke beperking kunnen ook ADHD hebben.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Kinderen met een verstandelijke beperking
- Duidelijke beperking in het intellectuele functioneren.
(grote problemen met leren, denken en onthouden van zaken)
- Beperkingen in het aanpassingsvermogen.
- Kind voldoet niet aan de normen die bij de leeftijd horen.
(mentale leeftijd/kalenderleeftijd)
- Problemen op het vlak van conceptuele, sociale en praktische vaardigheden.

Slide 10 - Tekstslide

Kinderen met een verstandelijke beperking
- Lichte verstandelijke beperking (LVB)
(Is meestal niet zichtbaar, deze kinderen vallen door gedrag uit de toon)
- Matige verstandelijke beperking
(kunnen zich verbaal uiten, maar hun woordenschat is beperkt)
- Ernstige verstandelijke beperking
(duidelijk minder contact met de buitenwereld dan kinderen met een matige of lichte verstandelijke beperking)
- Zeer ernstige verstandelijke beperking
(leeft in zijn/haar eigen wereld, contact maken kan het beste met lichamelijk contact, verbale communicatie wordt niet begrepen en ze kunnen weinig tot niets met woorden duidelijk maken.)

Slide 11 - Tekstslide

In Nederland is nog maar weinig bekend over non verbale leerstoornissen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Non verbale leerstoornis (NLD)
Kind heeft problemen met het verwerken van informatie die hij ziet en voelt, maar niet met informatie die het hoort. Daardoor grote woordenschat, maar zwakke praktische vaardigheden.

-Gevolg:
Onevenwichtige ontwikkeling

Slide 13 - Tekstslide

Non verbale leerstoornis (NLD)
- Kind is passief, gaat niet op onderzoek uit.
- Kind heeft grote woordenschat echter zit er weinig begrip en inhoud achter.
- Kind beweegt zich onhandig.
- Kind heeft problemen met het verwerken van informatie (aanpassen aan nieuwe of onverwachte situaties).
- Kind heeft een gebrekkig sociaal inzicht.
- Kind heeft problemen met het regelen van emoties.

*Wat hoort hiervan bij cognitief, motorisch en sociaal?


Slide 14 - Tekstslide

Shakenbabysyndroom kan een oorzaak zijn van niet aangeboren hersenletsel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Kinderen met niet aangeboren hersenletsel

Is een verzamelnaam voor alle beschadigingen aan de hersenen die op latere leeftijd zijn ontstaan.

De gevolgen hangen af van de plek waar het letsel zit en de omvang.

Slide 16 - Tekstslide

Kinderen met niet aangeboren hersenletsel
- Cognitieve stoornissen/problemen (verstandelijke beperking, problemen met praten, onthouden, concentreren etc.)
- Zintuigelijke stoornissen (blind/doof)
- Motorische stoornissen (verlamd/spastisch)
- Emotionele stoornissen (veel huilen/snel van slag zijn)

Slide 17 - Tekstslide

Afasie en apraxie
Afasie: Moeite met uitdrukken en begrijpen van taal.

Apraxie: Moeite met het uitvoeren van doelbewuste handelingen (verkeerd gebruik van voorwerpen en/of bewegingen niet kunnen combineren zoals veters strikken)

*Dementie

Slide 18 - Tekstslide

Weten jullie voorbeelden van zintuigelijke beperkingen?

Slide 19 - Open vraag

Kinderen met een zintuigelijke beperking
- Visuele stoornissen: moeite met het zien van details, op afstand en van dichtbij niet goed kunnen zien.
- Auditieve beperking: dove en slechthorende kinderen, communicatie verloopt hierbij moeizaam.

Waar lopen deze kinderen tegenaan denken jullie?

Slide 20 - Tekstslide

Auditieve beperking problemen
- Communicatie verloopt moeizaam.
- Taalachterstand
- Problemen met het leggen en onderhouden van contact.
- Grotere kans op ontwikkelingsachterstand en problemen.

Als gespecialiseerd pedagogisch medewerker veel aandacht besteden aan communicatie

Slide 21 - Tekstslide

Visuele beperking problemen
- Kind beweegt zich voorzichtig.
- Aanleren van zelfredzaamheidsvaardigheden gaat lastiger (niet kunnen imiteren).
- Visuele controle ontbreekt (zien bijv. niet dat trui verkeerd om zit).
- Kind mist veel informatie.
- Gezichtsuitdrukkingen en gebaren niet kunnen zien.
Als gespecialiseerd pedagogisch medewerker veel aandacht besteden aan zelfredzaamheid

Slide 22 - Tekstslide

Obsessieve compulsieve stoornis

Slide 23 - Tekstslide

Dwanghandelingen zijn obsessies en dwanggedachten zijn compulsies
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Obsessieve compulsieve stoornis

Een aandoening waarbij iemand steeds aan iets moet denken (dwanggedachten) of steeds iets moet doen (dwanghandelingen), terwijl de betrokkene dat niet wilt.

Slide 25 - Tekstslide

OCS
Jonathan van 10 moet bij alles wat met eten te maken heeft zeven keer hetzelfde doen;
- Zeven keer handen wassen.
- Zeven keer zitten en opstaan.
- Zeven keer bord ronddraaien voordat hij mag opscheppen.

De reden van het gedrag is afweren van angst.

Slide 26 - Tekstslide

OCS
- Kind is erg onzeker en heeft weinig zelfvertrouwen.
- Behoefte aan steun en positieve waardering.
- Zo snel als mogelijk deskundige hulp.

Slide 27 - Tekstslide

Een verstandelijke beperking kan een oorzaak zijn van hechtingsproblemen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Hechtingsproblemen
!Hechting is als het ware het fundament in ieders leven!

Een goed gehecht kind voelt zich veilig bij zijn ouders/verzorgers.

Daardoor kan het zich ook veilig voelen bij zichzelf en bij anderen.

Slide 29 - Tekstslide

Hechtingsproblemen oorzaken
- Kind heeft een verstandelijke beperking.
- Kindermishandeling, verwaarlozing of inconsequente opvoeding.
- Vechtscheiding en andere problematische gezinssituaties.
- Verlies van betekenisvolle personen.

Slide 30 - Tekstslide

Hechtingsproblemen gevolgen
- Leidt tot gevoelens van onzekerheid en minderwaardigheid.
- Wantrouwen in alles en iedereen.
- Geen relatie kunnen opbouwen.
- Zeer ernstige vormen van onveiligheid leiden tot een achterstand of stilstand in de ontwikkeling.
- Problemen in het hechtingsproces hebben een leven lang invloed!

Slide 31 - Tekstslide

Hechtingsproblemen begeleiding
- Geloof niet zomaar wat het kind zegt; Van collega A mocht ik naar buiten.
- Van een kind met hechtingsproblemen krijg je niet of nauwelijks iets terug voor wat je doet.
- Sluit aan bij de basisbehoeften van het kind. Toon bijvoorbeeld interesse in wat hij/zij doet en vertelt.
- Stel grenzen; ik luister een 10 minuten naar jou, daarna mag een ander kind mij iets vertellen.

Slide 32 - Tekstslide

Hooggevoeligheid kan worden vastgesteld met een diagnose
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Hooggevoeligheid/hoogsensitief
- Niet iedereen is het erover eens dat het bestaat.
- Kind raakt overprikkeld door de omgeving als gevolg van een andere verwerking van zowel prikkels van binnenuit als buitenaf.
- Kind heeft grote behoefte aan een goede sfeer, zonder ruzies en lawaai.
- Kind is invoelend, rustig, teruggetrokken en behoedzaam.

Slide 34 - Tekstslide

Hooggevoeligheid begeleiding
- Heeft ruimte nodig om indrukken te verwerken, geef het kind hiervoor de tijd.
- Zorg voor structuur en regelmaat.
- Respecteer het als het kind niet mee wilt doen aan een groepsactiviteit.
- Kondig veranderingen vooraf aan.

Slide 35 - Tekstslide

Opdracht: Brochure maken
- Maak een info brochure voor jouw collega's.
- Informeer de collega's over een van deze onderwerpen:
ASS, aandachtsstoornissen, DCD, NLD, niet aangeboren hersenletsel, communicatiestoornissen, zintuigelijke beperkingen, angststoornissen, OCD, gedragsproblemen, hechtingsproblemen, hoogbegaafd en hooggevoelig.
- Groepjes van 3

Slide 36 - Tekstslide

Opdracht: brochure maken
- Maak de brochure met een programma naar keuze (bijv. Canva/Publisher).
- Onderwerpen die aan bod moeten komen: wat is het? (evt. verschillende vormen), hoe kun je het herkennen? Begeleiding in de groep, waar kun je terecht voor hulp/ondersteuning? Hoe verloopt het proces van de diagnose?
Boek: Gespecialiseerd pedagogisch medewerker PW

Slide 37 - Tekstslide