Klas 1KGT - 5.8 Spelling

5.8 Spelling
Wat weet je al?
  • hoe je de tegenwoordige tijd van een werkwoord goed spelt;
  • hoe je de verleden tijd van sterke en zwakke werkwoorden vormt;
Wat ga je leren?
  • hoe je een voltooid deelwoord spelt;
  • hoe je bijvoeglijke naamwoorden spelt;
  • hoe je de trappen van vergelijking maakt;
  • 10 dicteewoorden.
Hoe?
Na een korte uitleg ga je zelfstandig aan het werk.
Je hebt voor deze les je mobiel of een laptop nodig.
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2,3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

5.8 Spelling
Wat weet je al?
  • hoe je de tegenwoordige tijd van een werkwoord goed spelt;
  • hoe je de verleden tijd van sterke en zwakke werkwoorden vormt;
Wat ga je leren?
  • hoe je een voltooid deelwoord spelt;
  • hoe je bijvoeglijke naamwoorden spelt;
  • hoe je de trappen van vergelijking maakt;
  • 10 dicteewoorden.
Hoe?
Na een korte uitleg ga je zelfstandig aan het werk.
Je hebt voor deze les je mobiel of een laptop nodig.

Slide 1 - Tekstslide

Even kort herhalen
Persoonsvorm tegenwoordige tijd, hoe doe je dat ook alweer?

Lopen - hij .......
Landen - hij ........

Slide 2 - Tekstslide

(Worden) hij morgen kampioen??
PV tt

Slide 3 - Open vraag

PV TT
(Landen) jij nu maar eens op aarde!

Slide 4 - Open vraag

Wat gebeur...... (PV tt) hier allemaal?

Slide 5 - Open vraag

Het vliegtuig ...... (landen) op Schiphol.
(pv tt).

Slide 6 - Open vraag

Sleep de werkwoordsvormen naar de goede plek. Ze staan allemaal in de tegenwoordige tijd (pv-tt).
IK
JE/JIJ
WIJ 
werken
doet
ga
loop
reist
zeuren
wordt
vind
zijn

Slide 7 - Sleepvraag

Even kort herhalen
In het vorige hoofdstuk heb je geleerd hoe je werkwoorden 
in de verleden tijd goed moet spellen.  

De verleden tijd van  lopen = liepen
De verleden tijd van  werken = werkten

Hoe luidt die spellingregel ook alweer?

Slide 8 - Tekstslide

Sterke en zwakke ww in de VT
Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank,
daar zijn ze te zwak voor.
 (bijvoorbeeld werk - werk + te + n /  land - land + de + n)

Sterke werkwoorden hebben wel 'genoeg kracht' 
om de klank te laten veranderen. 
(bijvoorbeeld loop - liep)

Slide 9 - Tekstslide

Even kort herhalen
Hoe schrijf je de verleden tijd van verhuizen?

Antwoord A:  verhuis + te(n)
Antwoord B:  verhuis + de(n)


Slide 10 - Tekstslide

't Sexy Fokschaap
ook wel 't x kofschip
eindigt de ik-vorm (stam) op een letter uit het 't x kofschip
dan -te 

Slide 11 - Tekstslide

Juiste spelling van dit ww in de vt?
Piet en Jan (fietsen) naar huis.
A
Fietste
B
Fietsten
C
Fietsde
D
Fietsden

Slide 12 - Quizvraag

Juiste spelling van dit ww in de vt?
Wij (belanden) in een lastige situatie.
A
Belanden
B
Belandde
C
Belandden

Slide 13 - Quizvraag

Juiste spelling van dit ww in de vt?
De docent (verhuizen) vorig jaar naar Breda.
A
Verhuisde
B
Verhuiste
C
Verhuisden
D
Verhuisten

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste ww-spelling in de vt?
Hij (schrobben) de vloer
A
schrobte
B
schrobde

Slide 15 - Quizvraag

Welk werkwoord is in de vt een sterk ww?
A
lachen
B
lopen
C
maken

Slide 16 - Quizvraag

Wat ga je deze les leren?
  • hoe je het voltooid deelwoord van werkwoorden schrijft;
  • hoe je bijvoeglijke naamwoorden spelt;
  • hoe je de trappen van vergelijking maakt.
     

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Voltooid Deelwoord

-d of -t aan het einde?

Siem heeft goed gevoetbal __
Caitlyn heeft alle opdrachten gemaak __

Wat kun je doen als je twijfelt of je het voltooid deelwoord met een -d of -t moet schrijven? Dan gebruik je ....
 

Slide 19 - Tekstslide

't sexy fokschaap 
  • Hele werkwoord - en = de stam
  • Laatste letter van de stam:
    - wel in 't sexy fokschaap > + t
    - niet in 't sexy fokschaap > + d

Slide 20 - Tekstslide

Volgende slide
                        
filmpje :  Hoe je een voltooid deelwoord vervoegd met
                      hulpwerkwoorden: hebben, zijn of worden  
                        2 minuten
.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Wat gaan we deze les leren?
  • hoe je het voltooid deelwoord van werkwoorden schrijft; 
  • hoe je bijvoeglijke naamwoorden spelt;
  • hoe je de trappen van vergelijking maakt.
     

Slide 23 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 24 - Tekstslide

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

  • vertelt meer over een zelfstandig naamwoord
  • staat in de buurt van een zelfstandig naamwoord


  - het spannende boek

- een spannend boek

  - het boek is spannend

Slide 25 - Tekstslide

Hoe schrijf je BN?
  • Schrijf BN zo kort en eenvoudig mogelijk, tenzij je het woord   verkeerd kan uitspreken (kapotte i.p.v. kapote)
  • De meeste BN hebben een korte en lange vorm: 
       mooi, mooie / lang, lange / blauw, blauwe
  •  Soms moet je bij de lange vorm iets veranderen:
        tof  > toffe                   rood > rode        vies > vieze
   

Slide 26 - Tekstslide

STOFFELIJK

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD


  • Stoffelijke BN schrijf je bijna allemaal met -en: katoenen,     metalen, wollen, houten maar plastic en nylon        

       - het gouden horloge             - de plastic tas

       - een papieren tas                   - de nylon panty               

       - de zijden bloemen


Slide 27 - Tekstslide

Wat gaan we deze les leren?
  • hoe je het voltooid deelwoord van werkwoorden schrijft; 
  • hoe je bijvoeglijke naamwoorden spelt;
  • hoe je de trappen van vergelijking maakt.
     

Slide 28 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Trappen van vergelijking

Slide 29 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

Slide 30 - Tekstslide

groot - groter - grootst
  1. Jij bent groot.
  2. Ik ben groter.
  3. Hij is het grootst.

  1. Jij bent net zo groot als ik.
  2. Hij is groter dan ik.
  3. Hij is de grootste van het stel


Slide 31 - Tekstslide

Heb je nog vragen?

Stel deze gerust!

Slide 32 - Tekstslide

Zelf aan de slag!
  • Nu mag je zelf aan de slag.

  • Maak 5.8 opdracht 3 t/m 21
  • Opdracht 7, 13, 18, 20c, 20d niet

     
Huiswerk voor: vrijdag 31 maart a.s.

Slide 33 - Tekstslide

Terugkijken & Afsluiting
  • Hoe ging het?
  • Afsluiting

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide