Woorden thema 5

Woorden thema 5
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Woorden thema 5

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

bijbehorend = Iets wat erbij hoort of erbij past.
= Iets wat erbij hoort of erbij past.

Slide 3 - Tekstslide

chatten = Met iemand 'praten' via internet. 
= Met iemand 'praten' via internet. 

Slide 4 - Tekstslide

het computervirus = Een programma dat bestanden op je computer verandert en kapotmaakt.
= Een programma dat bestanden op je computer verandert en kapotmaakt.

Slide 5 - Tekstslide

de reeks = De serie, een rij op volgorde.
= De serie, een rij op volgorde.

Slide 6 - Tekstslide

het individu = Eén persoon. Elk mens is een individu.
= Eén persoon. Elk mens is een individu.

Slide 7 - Tekstslide

het netwerk = De verbindingen tussen computers.
= De verbindingen tussen computers.

Slide 8 - Tekstslide

onbewust = Iets doen of voelen zonder erbij na te denken (bijvoorbeeld knipperen met je ogen).
= Iets doen of voelen zonder erbij na te denken. (bijvoorbeeld knipperen met je ogen)

Slide 9 - Tekstslide

het onderscheid = Het verschil.
= Het verschil.

Slide 10 - Tekstslide

surfen =  Zoeken op het internet zonder een vast plan.
surfen = Op een plank over de golven gaan.

Slide 11 - Tekstslide

compleet = Volledig, er ontbreekt niets.
= Volledig, er ontbreekt niets.

Slide 12 - Tekstslide

virtueel = Iets wat niet echt bestaat of niet echt aanwezig is, denkbeeldig.
= Iets wat niet echt bestaat of niet echt aanwezig is, denkbeeldig.

Slide 13 - Tekstslide

het weblog = Een dagboek op internet, dat andere mensen kunnen lezen.
= Een dagboek op internet, dat andere mensen kunnen lezen.

Slide 14 - Tekstslide