H1 + 2 Kennis ICT en de computer

H1 + 2 Kennis ICT en de computer
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
ICTMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H1 + 2 Kennis ICT en de computer

Slide 1 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd?

Slide 2 - Tekstslide

H1 Computersystemen & hardware

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een computersysteem?
A
Alleen de hardware van een computer
B
Een combinatie van hardware, software en randapparatuur
C
Alleen de processor en het geheugen
D
Alleen het besturingssysteem

Slide 4 - Quizvraag

Welke van de volgende apparaten is géén type personal computer?
A
Laptop
B
Tablet
C
Smartwatch
D
Server

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen invoer, verwerking en uitvoer in een computersysteem?
A
Invoer is wat de gebruiker doet, verwerking is de reactie van de computer, uitvoer is het resultaat
B
Verwerking gebeurt vóór invoer en uitvoer
C
Er is geen verschil, het is allemaal hetzelfde
D
Invoer en uitvoer zijn hetzelfde, verwerking gebeurt apart

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een invoerapparaat
A
Monitor
B
Printer
C
Muis
D
Luidspreker

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste verschil tussen intern en extern geheugen?
A
Intern geheugen slaat tijdelijke gegevens op, extern geheugen is voor langdurige opslag
B
Intern geheugen is langzamer dan extern geheugen
C
Extern geheugen is alleen toegankelijk via het internet
D
Intern geheugen is groter dan extern geheugen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de functie van een processor?
A
Opslaan van gegevens
B
Verwerken van instructies en uitvoeren van berekeningen
C
Besturen van randapparatuur
D
Verhogen van de internetsnelheid

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel bits zitten er in 1 byte?
A
4
B
8
C
16
D
32

Slide 10 - Quizvraag

Welk van de volgende opslagformaten is het kleinst qua bestandsgrootte?
A
Gigabyte (GB)
B
Kilobyte (KB)
C
Terabyte (TB)
D
Megabyte (MB)

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een voordeel van online bestandopslag? (in de cloud)
A
Je bestanden kunnen niet verloren gaan
B
Je hebt altijd toegang tot je bestanden via internet
C
Je kunt er alleen thuis bij
D
Je hebt geen internetverbinding nodig

Slide 12 - Quizvraag

Welke van de volgende is géén poort die je op een computer vindt?
A
USB
B
HDMI
C
LAN
D
SMS

Slide 13 - Quizvraag

Hoofdstuk 2: ICT en Ergonomie

Slide 14 - Tekstslide

Wat betekent de term ICT?
A
Internationale Computer Technologie
B
Informatie- en Communicatietechnologie
C
Internet- en Computertoepassingen
D
Informatieve Computer Training

Slide 15 - Quizvraag

Wat is ergonomie?
A
De studie van hoe je een computer in elkaar zet
B
De wetenschap van een gezonde en efficiënte werkhouding
C
Een type computeronderdeel
D
Een manier om software te installeren

Slide 16 - Quizvraag

Welke van de volgende is géén risico van langdurig computergebruik?
A
RSI (Repetitive Strain Injury)
B
Oogvermoeidheid
C
Verminderde cognitieve belasting
D
Slechte houding

Slide 17 - Quizvraag

Wat weet je al?
Kennis ICT en de computer
H3:Hardware & software
H4: net werken

Slide 18 - Tekstslide

"Wat is volgens jou het belangrijkste verschil tussen hardware en software? Kun je van beide een voorbeeld noemen?"

Slide 19 - Tekstslide

Werk verder aan
Kennis ICT en de computer
H3:Hardware & software
H4: netwerken

Slide 20 - Tekstslide