H4, §4.1 De Industriële Revolutie - Economische en Sociaal-Maatschappelijke invalshoek

§4.1 De Industriële 'Revolutie'
Economische en sociaal-maatschappelijke gevolgen na 1815 (na de definitieve nederlaag van Napoleon Bonaparte; het begin van de 'Moderne Tijd')
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

§4.1 De Industriële 'Revolutie'
Economische en sociaal-maatschappelijke gevolgen na 1815 (na de definitieve nederlaag van Napoleon Bonaparte; het begin van de 'Moderne Tijd')

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt benoemen:
- Wat zes gevolgen zijn van de industrialisatie op economisch gebied
- Wat drie oorzaken van de industrialisatie zijn in Groot-Brittannië en hoe de industrialisatie in Nederland begon
- Wat vier gevolgen van de Industriële Revolutie zijn op niet-economisch gebied

Slide 2 - Tekstslide

Waar denk je aan
bij industrie?

Slide 3 - Woordweb

Steden
De meeste mensen woonden
Reizen gebeurde
De meeste mensen werkten
waren
[..............................]
werden
[..............................]
op het
[..............................]
in een
[..............................]
meestal
[..............................]
meer met de
[..............................]
in de [..............................]
in de
[..............................]
In 1800
In 1900
Plaats de woorden op de juiste plek in de tabel.
Denk logisch na.
klein
groot
platteland
stad
te voet
trein
landbouw
fabriek

Slide 4 - Sleepvraag

Filmpje
Huisnijverheid

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Van handwerk naar machine
Tot 1800 wordt bijna alles met huisnijverheid gemaakt
Vanaf 1800 wordt steeds meer in fabrieken gemaakt
Dit noemen we ook wel industrialisatie
Voorbeeld voor 1800
Aan het spinnewiel
Voorbeeld na 1800
Aan de machine

Slide 7 - Tekstslide

Economische gevolgen industrialisatie
Mijnen en metaal
Mijnbouw en metaalindustrie worden heel belangrijk
Fabrieken
Huisnijverheid en kleine werkplaatsen worden vervangen door grote fabrieken
Baas
Boeren zijn niet zelfstandig, maar werken voor een baas
Goedkoper
Machines kunnen producten veel sneller maken. Hierdoor wordt veel goedkoper
Geld
Het bezit van geld wordt belangrijker dan bezit van grond (daarmee kan je fabrieken en machines kopen)
Kapitalisme
Er ontstaat een economisch systeem waarin er zo min mogelijk regels zijn en ondernemers zo veel mogelijk winst kunnen maken: kapitalisme

Slide 8 - Tekstslide

Welke twee zinnen passen bij het kapitalisme van de 19de eeuw?
De regering bemoeit zich zo min mogelijk met fabrieken
Er zijn wetten die uitstoot van vieze lucht voorkomen
Ondernemers verdienen geld door spullen te verhandelen
Ondernemers produceren goederen en verkopen die met winst
Ondernemers vragen voor spullen allemaal dezelfde prijs
Juiste zinnen
A
B
C
D
E

Slide 9 - Sleepvraag

Oorzaken industrialisatie
De industrialisatie begint in Groot-Brittannië rond 1750
Dit heeft drie belangrijke oorzaken:
Bevlokingsgroei
In de landbouw komen allemaal vernieuwingen. Hierdoor is er meer voedsel en neemt de bevolking toe. Ook leven mensen langer door betere hygiëne
Kleding
Door de bevolkingsgroei moeten meer mensen kleding hebben. Hier moet dus meer van gemaakt worden
Grondstoffen
Britse ondernemers kunnen makkelijk aan grondstoffen komen: steenkool en ijzererts uit Groot-Brittannië en katoen uit de kolonies

Slide 10 - Tekstslide

Industrialisatie in Nederland
In Nederland begint de industrialisatie pas rond 1850
Dit gebeurt het eerst in Twente daar is al veel huisnijverheid
Door de grote armoede willen mensen voor weinig loon werken

Slide 11 - Tekstslide

Filmpje
Industrialisatie

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Aan de slag
De Industriële Revolutie had ook vier niet-economische gevolgen. Die ga je zelf onderzoeken
Ga aan de slag met blz. 17 + 18 (start + intro) §4.1

Ben je gereed? Ga dan verder met §4.1 (= ook huiswerk voor volgende week)

Slide 14 - Tekstslide

Resumé
Pak je aantekeningenschrift
Schrijf voor jezelf op (of bedenk 4 vragen over) wat we deze les besproken hebben
Wie, Wat, Waarom, Wanneer en Waar
timer
2:00

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk
Schrijf op in je agenda
Maken opdracht 1 t/m 15 van §4.1 (eind volgende week afhebben)

Slide 16 - Tekstslide