2TH Werkwoorden Les 8

Regelmatige werkwoorden
Les 8

De wederkerende werkwoorden
Taalregel 32 - blz. 102/103
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Regelmatige werkwoorden
Les 8

De wederkerende werkwoorden
Taalregel 32 - blz. 102/103

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf in het kort op wat je nog weet van de regelmatige werkwoorden.

Slide 2 - Open vraag

De wederkerende werkwoorden
Wederkerende werkwoorden zijn werkwoorden waar in het Nederlands zich voor staat: zich wassen, zich vergissen, zich voelen, zich herinneren, zich zorgen maken, etc.

Slide 3 - Tekstslide

Het wederkerend voornaamw.
Bij het vervoegen van deze werkwoorden, gebruik je de normale vervoegingen: op -ER, op -IR of op -RE. 
Daarnaast verandert ook het woordje zich, in het Frans se, als het onderwerp verandert.

Slide 4 - Tekstslide

Het wederkerend voornaamw.
zich wassen                                    se laver
ik was me                                         je me rappelle
jij wast je                                          tu te rappelles
hij/zij/men wast zich                  il/elle/on se rappelle
wij wassen ons                             nous nous rappelons
jullie wassen je/ u wast zich   vous vous rappelez
zij wassen zich                              ils/elles se rappellent

Slide 5 - Tekstslide

De plaats
Zoals je ziet staat in het Nederlands het wederkerend vnw. áchter de persoonsvorm. 
In het Frans staat het wederkerend vnw. altijd vóór de persoonsvorm, behalve bij de futur proche.


Slide 6 - Tekstslide

De plaats
présent                     - je me lave
imparfait                  - je me lavais
passé composé    - je me suis lavé(e)
futur proche           - je vais me laver
futur simple            - je me laverai
futur du passé       - je me laverais

Slide 7 - Tekstslide

Klinker / stomme h
De wederkerende voornaamwoorden me, te en se veranderen in m' , t' en s' als het werkwoord wat erna komt met een klinker of stomme h begint.

je m'énerve
tu t'ennuies
il s'est lavé

Slide 8 - Tekstslide

De passé composé 
Wederkerende werkwoorden hebben in de passé composé altijd être als hulpwerkwoord. Daardoor krijgt het voltooid deelwoord ook een uitgang, net als de werkwoorden uit het huis van être / de bewegingswerkwoorden.

Slide 9 - Tekstslide

De passé composé
je me suis lavé(e)
tu t’es lavé(e)
il s’est lavé
elle s’est lavée                                                  Let op de uitgang die het
nous nous sommes lavé(e)s                      voltooid deelwoord krijgt!
vous vous êtes lavé(e)(s)
ils se sont lavés
elles se sont lavées

Slide 10 - Tekstslide

Frans vs. Nederlands
Sommige werkwoorden zijn in het Frans wel wederkerend, maar in het Nederlands niet:

se promener - wandelen
se lever - opstaan
se coucher - naar bed gaan

Slide 11 - Tekstslide

Oefenen!
Vul de werkwoorden in de gevraagde vorm in.

Slide 12 - Tekstslide

Je ___ tôt, parce que je suis malade.
(se coucher - présent)

Slide 13 - Open vraag

Pourquoi tu ___ ?
(s'excuser - imparfait)

Slide 14 - Open vraag

Clarice et Féline ___ super.
(se sentir - présent)

Slide 15 - Open vraag

Nous ___ de la santé de grand-mère.
(s'inquiéter - imparfait)

Slide 16 - Open vraag

Vous ___ bien, les enfants?
(s'amuser - passé composé)

Slide 17 - Open vraag

Damien ___ s'il va appeler le médecin.
(se demander - présent)

Slide 18 - Open vraag

Ils aiment jouer au foot. Ils ___ tous les jours. (s'entraîner - présent)

Slide 19 - Open vraag

La fin!
Je hebt nu de wederkerende werkwoorden geleerd. In de volgende dia kun je aangeven wat je niet begrijpt/vragen stellen.

Slide 20 - Tekstslide

Wat begrijp je niet?
Welke vraag heb je?

Slide 21 - Open vraag