H3.2 - Chili: het land waar de aarde ophoudt

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Herhaling 3.1

Wat is het epicentrum?

Het punt waar de aardbeving aan het oppervlakte komt, direct boven het hypocentrum

Leg de werking van subductie uit. 

Subductie

Wat is een seismisch gat?

Seismisch gat

Seismisch gat: Als in een gebied al een lange tijd geen aardbeving is geweest en in de omliggende gebieden wel.

Een aardbeving verlicht de druk op een bepaald punt.

Maar niet alle gebieden kennen even vaak aardbevingen.

3.2 Chili brandt

Opdracht: Zoek op.

1. Hoe ontstaat een vulkaanuitbarsting?
2. Wat zijn de gevolgen van een vulkaan uitbarsting?
3. Hoe beschermen wij ons tegen vulkanisme?

Ontstaan van vulkanen

Ontstaan van vulkanen

Subductie, want:

Oceanisch: Basalt

Continentaal: Graniet

-> stollingsgesteente

Gevormd uit stollend lava/magma

Vulkanisme

Subductie: 

• explosief
  
• Stratovulkaan
• Pyroclastisch materiaal/stroom
• Modderstroom/Lahar

-> Calderavulkaan

Chili: H3.2

Maak nu de opdrachten 3.2 uit het werkboek

Pak je telefoon

Testen wat je nu al weet

Hoe heet het soort vulkanen dat boven een subductiezone ontstaat?

1. Strabovulkanen
2. Statievulkanen
3. Subductievulkanen
4. Stratovulkanen

Waar of niet waar? Voordat lava naar buiten komt heet het magma.

1. Waar
2. Niet waar

Waar of niet waar?
Graniet is een stollingsgesteente, maar basalt niet.

1. Waar
2. Niet waar

Voor de kust in een subductiezone ontstaat een heel erg diep stuk in de zeebodem, dit heet een ...

1. Trog
2. Rog
3. Ravijn
4. Vallei

De Andes is het op een na hoogste gebergte op aarde. Wat is het hoogste gebergte?

1. De Mount Everest
2. De Alpen
3. De Pyreneeën
4. De Himalaya

Een pyroclastische stroom bestaat uit heel erg hete ... ?

1. Lava
2. As
3. Stoom
4. Stenen

Nu kan je de volgende vraag beantwoorden.

Beschrijf en verklaar waardoor er veel actieve vulkanen in Chili liggen.

Zelf vragen maken

1. Maak minimaal drie uitdagende vragen (+ antwoordmodel) voor een medeleerling (25 min.) Gebruik de volgende vragen:

Waarin verschilt...van...?

Leg uit hoe het komt dat....? (1x)

Wat zou er gebeuren als...?

Op welk gebied zijn....en....hetzelfde?

Welke invloed heeft...op...?

2. Wissel de vragen uit met je buur

3. Beantwoord de vragen die je gekregen hebt en geef deze terug.

4. Kijk de antwoorden na en geef commentaar (schriftelijk)

4. Bespreek de antwoorden (mondeling).

Exit-ticket