HAVO5 afweersysteem 2024

 Afweer van het organisme
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 44 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

 Afweer van het organisme

Slide 1 - Tekstslide

Pathogenen (ziekteverwekkers)
- Bacteriën (niet alle!)
- Schimmels
- Virussen
- Parasieten
- Gifstoffen

Infectie: een pathogeen is je inwendige milieu binnengedrongen (bloed/ weefselvloeistof/ lymfe/cel)

Slide 2 - Tekstslide

1e verdedigingslinie
Dekweefselcellen (epitheelcellen) beschermen de mens tegen ziekteverwekkers en andere schadelijke invloeden van buiten.


Dekweefselcellen bevinden zich in de huid en in de wand van organen die direct in verbinding staan met de buitenwereld. 



Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Huid
De huid beschermt tegen ziekteverwekkers, tegen kou/ warmte en tegen UV straling.

Vacht, vetlaagje onder de huid (in het onderhuids bindweefsel), zweetklieren, pigment.



Slide 5 - Tekstslide

Huid: kou/ hitte
Bij kou: minder doorbloeding van de huid -> minder warmteverlies

Bij hitte: meer doorbloeding van de huid -> meer warmteverlies + verdamping van zweet.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Andere epitheelcellen
Op plekken waar geen huid, zit produceren epitheelcellen:
  • Traanvocht (met anti-bacterie-enzymen)
  • Slijm (vangt ziekteverwekkers en stof) -> slijmvliezen
  • Zoutzuur (in de maag - doodt ziekteverwekkers)

Ook hebben deze epitheelcellen soms trilharen die het slijm naar buiten werken. Bijvoorbeeld in de luchtpijp.

Slide 8 - Tekstslide

Fagocyten/ macrofagen/vreetcel
Fagocyten is een groep van de witte bloedcellen die lichaamsvreemde zaken opeten. De macrofagen, een deelgroep van de fagocyten, doen dit vooral.

Fagocytose: het omsluiten van een lichaamsvreemd ding en het afbreken/ verteren ervan. Ze kunnen door de wand van haarvaten heen in het weefsel komen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Herkenning
Je witte bloedcellen (macrofagen en lymfocyten) kunnen lichaamsvreemde cellen en stoffen herkennen aan de herkenningseiwitten aan de buitenkant van cellen en virussen. Die eiwitten heten antigenen.

Slide 11 - Tekstslide

Herkenning
Je witte bloedcellen weten welke antigenen in je lichaam thuishoren = lichaamseigen (van je eigen cellen en van je goede bacteriën, bijvoorbeeld in je darm) en dus ook welke er niet in thuis horen = lichaamsvreemd.

Slide 12 - Tekstslide

Activering van de specifieke afweer
Na fagocytose van een ziekteverwekker breekt de macrofaag de indringer af en plaatst vervolgens het lichaamsvreemde antigeen van de ziekteverwekker op zijn eigen celmembraan (aan de MHC-II).


Slide 13 - Tekstslide

Activering van de specifieke afweer
De macrofaag wordt daarmee een Antigeen Presenterende Cel (APC). 

Hij gaat nu in een lymfeknoop of de milt op zoek naar een T-helpercel met een receptor die past op het gepresenteerde antigeen.  

Slide 14 - Tekstslide

Specifieke afweer
De specifieke afweer is gericht op een specifieke ziekteverwekker. 

De specifieke afweer wordt verworven (=verkregen) gedurende het leven.


Slide 15 - Tekstslide

Activering van de specifieke afweer
Inactieve T-helpercellen (Th)
hebben elk een unieke antigeen-receptor.

Als de antigeen receptor van een T-helpercel past op het antigeen dat door de APC wordt gepresenteerd dan wordt de Th-cel actief.

Slide 16 - Tekstslide

Activering van de specifieke afweer
De Th-cel activatie is de eerste
stap in het activeren van de specifieke afweer!

Slide 17 - Tekstslide

1: niet specifieke afweer
BINAS 84L

Slide 18 - Tekstslide

2: Antigeen presentatie (APC)
BINAS 84L

Slide 19 - Tekstslide

3: Activatie T helpercellen
BINAS 84L

Slide 20 - Tekstslide

4: Activatie cytotoxische T cellen
-> celdood geinfecteerde cellen
BINAS 84L

Slide 21 - Tekstslide

Tc cellen
De Tc-cellen (cytotoxische T cellen) herkennen lichaamscellen die geïnfecteerd zijn door een virus (en soms ook kankercellen).

Ze maken de cellen kapot door het celmembraan stuk te maken -> lysis (cel loopt leeg)

(mbv stofje perforine)

Slide 22 - Tekstslide

5: Activatie B cellen
BINAS 84L

Slide 23 - Tekstslide

6: Plasmacellen -> antistoffen
BINAS 84L

Slide 24 - Tekstslide

Plasmacellen
Plasmacellen maken antistoffen aan.
Antistoffen worden ook wel immunoglobulines genoemd of antilichamen.

Antistoffen binden aan de ziekteverwekker en maken deze dood en/ of maken deze makkelijk herkenbaar en dus voedsel voor fagocyten.

Slide 25 - Tekstslide

Verloop van een infectie
Na verloop van tijd is de infectie bestreden en moet de afweer-reactie ook weer worden stopgezet (deze kost veel energie).

Hiervoor zorgen T-suppressorcellen.

Deze remt de B-cellen en daarmee de 
vorming van antistoffen.

Slide 26 - Tekstslide


Pasgeboren kinderen
          
Zelf de infectie doormaken
Antistoffen inspuiten
Vaccineren
Natuurlijk
Kunstmatig
P
a
s
s
i
e
A
c
t
i
e

Slide 27 - Tekstslide

Antigenen op de bloedcellen
Op je rode bloedcellen zitten óók antigenen.

Afhankelijk van welke antigenen er op je rode bloedcellen zitten heb je een bepaalde bloedgroep.



Slide 28 - Tekstslide

Antigenen op de bloedcellen
Bloedgroep A                 Bloedgroep AB




Bloedgroep B                    Bloedgroep 0

Slide 29 - Tekstslide

Antistoffen in bloedplasma
Bloedgroep A                 Bloedgroep AB
Anti-B                                                   geen



Bloedgroep B                    Bloedgroep 0
Anti-A                               Anti-A en Anti-B

Slide 30 - Tekstslide

Klontering
Als je anti-B en bloed met bloedcellen met antigeen B samenvoegt gaat het klonteren.


Het effect van de klontering 
kun je gebruiken om de
bloedgroep van iemand te bepalen.




Slide 31 - Tekstslide

Bloedtransfusie
Om te bepalen welk bloed iemand kan ontvangen moet je dus bepalen welke antistoffen iemand heeft/ maakt.

Bloedgroep A heeft Anti-B en mag dus geen bloedcellen met antigeen B ontvangen. Dit betekend dus geen bloedgroep B of bloedgroep AB.



Slide 32 - Tekstslide

Universele donor
Iemand met bloedgroep 0 kan aan iedereen doneren want de bloedcellen uit dit bloed bevatten geen antigenen en kunnen dus niet klonteren met anti-A en anti-B.

bloedgroep 0 = de universele donor!


Slide 33 - Tekstslide

Universele ontvanger
Iemand met bloedgroep AB kan alle typen bloed ontvangen want hij/ zijn maakt geen anti-A en geen anti-B.

bloedgroep AB = de universele ontvanger!



Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Rhesusfactor
Bloedcellen kunnen ook nog een ander antigeen bevatten: de resusfactor/ resusantigeen/ antigeen type D.

Iemand met antigeen D, is resuspositief (Rh+) .



Slide 36 - Tekstslide

Rhesus-baby
De moeder zal dan een afweerreactie tegen die bloedcellen hebben en antiresus vormen.

B-geheugencellen kunnen, wanneer de moeder weer in aanraking komt met Rh+ bloed, plasmacellen vormen en grote hoeveelheden antiresus maken.





Slide 37 - Tekstslide

Rhesus-baby
Een resus negatieve moeder (Rh-) is zwanger van een resuspositieve baby (Rh+).

Tijdens de zwangerschap kan er een klein beetje bloed lekken van het kind naar de moeder via de placenta en tijdens de bevalling is de kans hierop groot.




Slide 38 - Tekstslide

Rhesus-baby
Bij een tweede (of volgende) zwangerschap kan er weer een kleine lekkage zijn in de placenta en de moeder zal een snelle, sterke afweerreactie met antiresus hebben. Deze antistoffen kunnen door de placenta en komen bij het kind. 

Deze antistoffen laten het bloed van het kind klonteren en het kind kan overlijden, een resusbaby





Slide 39 - Tekstslide

Rhesusbaby bij tweede zwangerschap

Slide 40 - Tekstslide

Rhesus-baby voorkomen
Door de moeder tijdens de zwangerschap in te spuiten met een kleine hoeveelheid antiresus worden eventuele gelekte cellen van het kind meteen afgebroken en ze veroorzaken geen afweerreactie.

Na de bevalling volgt een tweede injectie met een antiresus vaccin.
--> welke vorm van immunisatie?





Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Afweer Planten 
Planten beschermen zich tegen vraat via:
- mechanische afweer (stekels, doornen)
- mutualistische relaties (bijv. mieren in acacia, sluipwesp)
- chemische afweer (bittere smaak, brandharen met gif)

Slide 43 - Tekstslide

Niet-specifieke afweer
De niet-specifieke afweer is niet gericht op een speicifieke ziekteverwekker. 

De niet-specifieke afweer is aangeboren.


Slide 44 - Tekstslide