H6.2_Wat wordt de prijs?

Hoofdstuk 5 
Produceren maar!
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5 
Produceren maar!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H6.2: Wat wordt de prijs?

Programma:
  • Doorlezen paragraaf 6.2
  • Lesdoelen par. 6.2
  • Uitleg en instructie
  • Huiswerk volgende les
  • Volgende les: Herhaling/reflectie en bespreken huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen: na de les weet je.....
  • wat de brutowinstopslag is. 
  • hoe je de verkoopprijs kunt berekenen.
  • hoe je de consumentenprijs kunt berekenen.
  • hoe je vanuit de consumentenprijs het btw-bedrag berekent.
  • waarom winkeliers een verschillend prijsbeleid hebben.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg en instructie...

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Brutowinstopslag en Verkoopprijs
Een winkelier koopt producten in en verkoopt ze door voor een hogere prijs.

 

Vraag: Waarom berekent de winkelier een brutowinstopslag?
=
Inkoopprijs
Brutowinstopslag
Verkoopprijs
+

Slide 5 - Tekstslide

Winst te maken
Bedrijfskosten te betalen
Verkoopprijs berekenen
  • De brutowinstopslag is een percentage van de inkoopprijs.
  • Je telt de brutowinstopslag op bij de inkoopprijs.
Voorbeeld:
T-shirt kost 7,50 euro brutowinst opslag is 90%

Bereken nu de Verkoopprijs.

 

=
Inkoopprijs
Brutowinstopslag
Verkoopprijs
+

Slide 6 - Tekstslide

Winst te maken
Bedrijfskosten te betalen
Verkoopprijs berekenen
Tabel wat je weet invullen...



7,50 : 100 x 90 = 6,75

7,50                                   6,75                                               14,25  
=
Inkoopprijs
Brutowinstopslag
Verkoopprijs
+
Euro
7,50
?
%
100
1
90

Slide 7 - Tekstslide

Winst te maken
Bedrijfskosten te betalen
Btw en Consumentenprijs
Betaal jij nu de verkoopprijs aan de kassa?
Daarbovenop betaal jij als consument nog btw, deze draagt de winkelier af aan de overheid


BTW 21%                                         of 9% 
=
Verkoopprijs
BTW
Consumentenprijs
+

Slide 8 - Tekstslide

Winst te maken
Bedrijfskosten te betalen
Op de markt verkoopt Nadia bloesjes. 
De inkoopprijs van een bloesje is € 8. 
Nadia rekent een brutowinstopslag van 75%. 
Bereken de verkoopprijs (exclusief btw) van een bloesje.
Tip: gebruik de verhoudingstabel.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We hebben nu de verkoopprijs van het bloesje van Nadia die is  € 14,00
Daar bovenop komt nog 21% btw.
Bereken nu de consumentenprijs. Wat moet Nadia betalen aan de kassa?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We hebben nu de verkoopprijs van het bloesje van Nadia die is  € 14,00
Daar bovenop komt nog 21% btw.
Bereken nu de consumentenprijs. Wat moet Nadia betalen aan de kassa?

21 ÷ 100 × € 14 = € 2,94 → € 14 + € 2,94 = € 16,94


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de beste prijs?
  • Een winkelier kiest een bepaald prijsbeleid:       budgetwinkels gaan voor lage prijzen,
  • Andere winkels kiezen bewust voor dure                              producten.
  • De keuze heeft te maken met de doelgroep.
  • Wat is nu een doelgroep?

Slide 13 - Tekstslide

Doelgroep bestaat uit een groep consumenten die graag laten zien dat ze zo'n dure tas kunnen betalen
vragen?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken opdrachten 
Maken van opdrachten 2 t/m 5 (blz. 130-131)



timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespreken opgave 2 t/m 5

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk volgende les
Maken Par.5.2: 
Opdrachten  3 t/m 13

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk bespreken
Par. 5.2: Opdrachten 3 t/m 13

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflectie: Zijn de lesdoelen behaald?
  • wat de brutowinstopslag is.
  • hoe je de verkoopprijs kunt berekenen.
  • hoe je de consumentenprijs kunt berekenen.
  • hoe je vanuit de consumentenprijs het btw-bedrag berekent.
  • waarom winkeliers een verschillend prijsbeleid hebben.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag

Voor je kledingzaak koop je een jas in voor € 55. Je rekent 75% brutowinstopslag.
Bereken het bedrag van de brutowinstopslag
A
€ 96,25
B
€ 13,75
C
€ 41,25

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De BTW is 21% VAN DE verkoopprijs. De verkoopprijs is dan ..... %
A
121%
B
100%
C
79%
D
91%

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verkoopprijs = brutowinstopslag + inkoopprijs
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

BTW is een afkorting.
BTW staat voor ...
A
belasting over de toenemende waarde
B
belasting tegen waarde
C
belasting toegevoegde winkel
D
belasting over de toegevoegde waarde

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de verkoopprijs inclusief btw of exclusief btw?
A
inclusief
B
exclusief

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bereken je de verkoopprijs?

Verkoopprijs = ...
A
winst x verlies
B
verkoopprijs - afzet
C
brutowinstopslag x verlies
D
inkoopprijs + brutowinstopslag

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Consumentenprijs =
A
inkoopprijs + btw
B
verkoopprijs + btw
C
omzet + btw
D
brutowinstopslag + inkoopprijs

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De verkoopprijs is €390.
De btw is 21%.
Bereken de consumentenprijs.
A
€471,90
B
€308,10
C
€369
D
€411

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de brutowinstopslag?
A
De inkoopprijs.
B
Het verlies.
C
Het bedrag dat de winkelier bij de inkoopprijs optelt.
D
Het hele bedrag dat de klant moet betalen voor het product.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Behalve loonkosten zijn er nog andere bedrijfskosten. Wat zijn geen bedrijfskosten?
A
het elektriciteitsverbruik van een automaat
B
de huur van het pand
C
inkoop van hamburgers
D
salaris van de werknemers

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk volgende les
Plusopdrachten: 5 t/m 8 (blz 150) Rekenopdrachten: 3 t/m 11 (blz 152)


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies