maanden en seizoenen

• Rekenen
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 3

maanden en seizoenen

woordbegrip

seizoen

Periode, die elk jaar optreedt, waarin het weer specifieke kenmerken vertoont.

Bijvoorbeeld: temperatuur en neerslag.

jaargetijde = seizoen

Het eerste deel van het jaar begint niet op 1 januari.

de lente begint rond 21 maart

de zomer begint rond 21 juni

de herfst begint rond 21 september

en de winter begint rond 21 december

woordbegrip

Maand

Een maand is een twaalfde deel van een jaar, ongeveer dertig dagen.

Een jaar heeft 12 maanden.

De maanden in een jaar

Een jaar heeft 12 maanden

Het is belangrijk dat je weet welk cijfer bij welke maand hoort. 

Dit maakt het rekenen met de kalender gemakkelijker.

De opdracht

We maken onze eigen seizoenen / maanden kalender.

stap 1

kleur uit

stap 2

Schrijf in het gele vak 

12. december

stap 3

Schrijf vanaf december de maanden van het jaar. 

Na 12. december komt

1. januari

2. februari

...................

stap 4

Kleur de plaatsjes in.

Let wel op. Het gaat om de seizoenen!

stap 5

Knip de plaatjes netjes langs de randen uit.

stap 6

Plak de seizoenen in het juiste vakje. 

Te beginnen bij de winter.

Kijk goed naar het voorbeeld. 

stap 7

Schrijf de seizoenen in het juiste vak.

Te beginnen met de winter

 daarna lente, zomer, herfst.

Lesdoel

Ik kan vertellen welke maanden er bij de seizoenen lente, zomer, herfst en winter horen.

Wat vond je ervan?

Snappet

Snappet - rekenen -groep 4 - werkpakket -  seizoenen