3E 5-3

Welcome!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welcome!

Slide 1 - Tekstslide

Today
Grammar Unit 4 lesson 2
Homework
Check Unit 4 lesson 1

Slide 2 - Tekstslide

Homework check
Unit 4 lesson 1

Questions?

Slide 3 - Tekstslide

Unit 4 lesson 2
KB: First

different explanation

In 5 minutes: BB

Slide 4 - Tekstslide

Which one is the 'overtreffend trap'?
A
He is bigger than her
B
He is the biggest
C
He is big

Slide 5 - Quizvraag

What is the overtreffende trap van: Expensive?
A
Expensive
B
Expensiver
C
Expensivest
D
Most expensive

Slide 6 - Quizvraag

Vergelijkingen
Je hebt vergelijkingen:
This is cheaper than that.
He is taller than him

Slide 7 - Tekstslide

Overtreffend
Cheap - Cheaper - Cheapest
Tall - Taller - Tallest

Slide 8 - Tekstslide

Woorden langer dan 3 lettergrepen
Expensive - more expensive - most expensive
Extraordinary - more extraordinary - most ...

Slide 9 - Tekstslide

Nice - ........... - nicest
A
Nicer
B
Niser
C
More nice

Slide 10 - Quizvraag

...... - Funnier - Funniest
A
Funnie
B
Funny
C
Less funny

Slide 11 - Quizvraag

Bad - ........... - worst
A
Badder
B
More bad
C
Worse
D
Worser

Slide 12 - Quizvraag

Onregelmatige woorden
moet je kennen

Bad - Worse - Worst
Good - Better - Best

Slide 13 - Tekstslide

Now!
BB

Slide 14 - Tekstslide

What are the Short questions?

Slide 15 - Woordweb

Toch? / Nietwaar? / of wel?
In het NL gebruik je deze ook; korte vragen aan het eind van de zin.

Je komt ook op mijn verjaardag, toch?

Slide 16 - Tekstslide

in English
doe je dit ook!
You are coming to my party, aren't you?

He is quite nice, isn't he?

Slide 17 - Tekstslide

Hoe maak je dit?
Pak de eerste twee woorden van de zin en draai die om


He is quite nice, is he?

Slide 18 - Tekstslide

één van de twee
MOET een n't hebben

He is quite nice, isn't he?
He isn't quite nice, is he?

Slide 19 - Tekstslide

Regel
Je gebruikt altijd dezelfde persoon

'He' aan het begin? Dat ook 'he' aan het eind!

Slide 20 - Tekstslide

Je pakt (bijna) altijd hetzelfde werkwoord
He is quite nice, isn't he?
You are playing football, aren't you?
They are walking, aren't they?
It isnt't cheap, is it?

Slide 21 - Tekstslide

He is playing the piano, .......?
A
is he?
B
isn't he?
C
are he?
D
aren't he?

Slide 22 - Quizvraag

Thy are walking hand in hand, ......... ?
A
aren't they?
B
are they?
C
is they?
D
isn't they?

Slide 23 - Quizvraag

............ watching Netflix, aren't you?
A
Is he
B
He is
C
You are
D
Are you

Slide 24 - Quizvraag

Dus!
Kort vraagje achter de komma
Die heeft hetzelfde persoon als voor de komma
één van de twee plekken heeft n't

Slide 25 - Tekstslide

Homework
Unit 4 lesson 2

Slide 26 - Tekstslide