File 1 - This is me - before test
1 / 19
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Hoe schrijf je de afkorting van
"Hij is niet"...
"Hij is niet"...
A
He isn't
B
He aren't
Slide 3 - Quizvraag
Vervangen:
"Bratt" is niet blij.
"Bratt" is niet blij.
A
He aren't happy
B
He isn't happy
Slide 4 - Quizvraag
Vertaal:
Wij zijn niet oud, we zijn jong.
Wij zijn niet oud, we zijn jong.
A
We aren't old, we are young.
B
We isn't old, we is young.
C
D
Slide 5 - Quizvraag
Vertaal:
Is dat je oma?
Is dat je oma?
A
Are that your granny?
B
Are this your grandma?
C
Is she your grandma?
D
Slide 6 - Quizvraag
Vertaal:
Hij is niet hier, hij is daar.
Hij is niet hier, hij is daar.
Slide 7 - Open vraag
Wat betekend:
We are cousins.
We are cousins.
A
We zijn geen broer en zus.
B
we zijn neefjes en nichtjes.
C
We zijn geen vissen, we zijn vogels.
Slide 8 - Quizvraag
Vertaal:
Zij zijn tweelingen.
Zij zijn tweelingen.
A
Their twins.
B
They are twins.
C
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Vervangen:
"My family" is big.
"My family" is big.
A
their
B
it
C
its
Slide 11 - Quizvraag
I love this dress.
It is ....... best dress.
It is ....... best dress.
A
it
B
my
C
our
Slide 12 - Quizvraag
Maria loves ........ new house.
A
its
B
her
C
our
Slide 13 - Quizvraag
"John and I" are washing ........ new car.
A
its
B
her
C
our
Slide 14 - Quizvraag
It is my cat's cushion.
It is ...... cushion.
It is ...... cushion.
A
their
B
our
C
its
Slide 15 - Quizvraag
Vervangen:
"My cousins" like me.
"My cousins" like me.
A
it
B
we
C
they
Slide 16 - Quizvraag
Vervangen:
I am ..... favorite cousin.
I am ..... favorite cousin.
A
its
B
their
C
our
